Rechter gekker dan ‘Farid le fou’

 

Nadat afgelopen week bekend raakte dat beroepscrimineel Farid Bamouhammad, beter bekend als “Farid le Fou”, als gevolg van zijn hongerstaking voorlopig werd vrijgelaten, ontstond een golf van verontwaardiging bij de publieke opinie.

Het Vlaams Belang heeft een wetsvoorstel ingediend om vrijlatingen zoals deze van ‘Farid le Fou’ in de toekomst onmogelijk te maken. Het Vlaams Belang-wetsvoorstel stelt dat de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen een bevoegdheid dient te zijn van de strafuitvoeringsrechter.

 

Tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Kamer polste ik naar de mening van de minister van Justitie hierover :

 

Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, Farid Bamouhammad, beter bekend als Farid le Fou, werd als gevolg van zijn hongerstaking vrijgelaten nadat een burgerlijke rechter dit op eenzijdig verzoek heeft opgelegd. Die rechter heeft dat gedaan door alleen naar de klok van de gevangene te luisteren zonder andere partijen te horen, wat eigenlijk een zware beroepsfout is. De ware gek is in mijn ogen dan ook niet Farid le Fou maar wel de rechter die tot deze waanzinnige beslissing kwam.

Dat een beroepscrimineel die veroordeeld is voor doodslag, moordpoging, gijzeling, … in deze omstandigheden wordt vrijgelaten, ondergraaft niet alleen de geloofwaardigheid van Justitie maar schept ook een gevaarlijk en belangrijk precedent.

Minister Geens heeft logischerwijze al verzet aangetekend tegen deze beslissing. Ik vraag mij af wat hem ervan weerhoudt om ook de rechter te vervolgen op basis van een zware fout. Rechters zijn buitencontractueel aansprakelijk bij zware beroepsfouten.

Dat een onhandelbare gevangene wordt vrijgelaten om medische redenen via een procedure bij een burgerlijke rechtbank is ongezien. Hierdoor wordt immers de wet op de strafuitvoering omzeild. Ik kom dan ook tot mijn concrete vraag: is men bereid de wet aan te passen zodat de strafuitvoeringsrechtbank niet buitenspel kan worden gezet en zodat zulke toestanden in de toekomst vermeden worden?

 

Minister Kris Peeters: Ik hoop dat niemand er een probleem van maakt dat ik collega Geens even vervang, omdat hij verhinderd is. De antwoord op de vragen van mevrouw Pas en mevrouw De Wit, die hij mij heeft bezorgd, zal ik nu nauwgezet lezen.

Mijn collega zegt dat hij sinds zijn aanstelling dat dossier dagelijks heeft gevolgd, in het bijzonder aangaande de medische toestand van de betrokkene. Op 27 november heeft hij geweigerd om in te gaan op de vraag tot een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen, omwille van veiligheidsoverwegingen. In die beslissing heeft mijn collega ook gesteld dat de overbrenging van de betrokkene naar een ziekenhuis buiten de gevangenis mogelijk was mits de nodige bewaking. Die beslissing lag in de lijn van een latere aanbeveling van het Europees Hof van 28 november, waar betrokkene nog een zaak hangend heeft.

Op zaterdag 29 november werd betrokkene effectief overgebracht naar een burgerziekenhuis waar de bewaking verzekerd was en dus ook de veiligheid. Die afdeling van dat burgerziekenhuis kreeg immers volgens de wet het statuut van bijhuis van een gevangenis.

Zondag 30 november besliste de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Luik op eenzijdig verzoekschrift dat betrokkene voorlopig werd vrijgesteld om medische redenen. De rechter verbond aan die vrijstelling geen enkele voorwaarde of termijn. Mijn collega, die als bevoegd minister uitvoering moest geven aan dat rechterlijk bevel, heeft dat natuurlijk ook gedaan. De betrokkene is vervolgens naar het burgerziekenhuis van zijn keuze gegaan zonder bewaking.

Minister Geens heeft meteen beslist om derdenverzet aan te tekenen door tussenkomst van een advocaat van de Belgische Staat. Dit rechtsmiddel schort de beslissing van de rechter niet op en de eerste zitting van het derdenverzet zal plaatsvinden op 9 december.

Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil nog even het volgende opmerken, omdat daar ook naar gevraagd is, over het wetgevend initiatief dat mogelijks zal genomen worden. Mijn collega zei daarover dat hij zal onderzoeken of de bepalingen van de wet externe rechtspositie van veroordeelden uit 2006 met betrekking tot de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen in werking kunnen gesteld worden, deze bepalingen voorzien zowel naar inhoud als naar procedure meer garantie.

Dat was het antwoord dat mijn collega Geens mij heeft meegegeven.

 

Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik zal uw collega alvast wat onderzoekswerk besparen, want wij hebben deze week alvast een wetsvoorstel ingediend dat ervoor zorgt dat de burgerlijke rechtbanken in die zaken niet meer kunnen beslissen maar dat het de strafuitvoeringsrechtbanken zijn die over zulke zaken oordelen, alwaar ook de slachtoffers en het openbaar ministerie worden gehoord en niet alleen de gedetineerde, de crimineel zelf.

Ik hoop en reken op de steun van u allen, om zulke situaties in de toekomst te vermijden, want het recht op veiligheid, de bescherming van de burgers tegen gekken als Farid Le Fou moet de hoofdprioriteit zijn.