Geen argumenten voor weren uit onderzoekscommissie

Gisteren werd in de Kamer de bespreking gehouden van de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie inzake de terreuraanslagen. Geen enkele partij die in de onderzoekscommissie zetelt durfde het woord te nemen tijdens dit debat. Niemand verdedigde het feit dat niet alle politieke partijen in deze onderzoekscommissie vertegenwoordigd worden. Hun stilte illustreerde het gebrek aan argumenten.

Het politiek akkoord dat enkel partijen met boter op het hoofd worden toegelaten in de onderzoekscommissie werd slaafs gestemd waarna de onderzoekscommissie ook officieel werd geïnstalleerd. Het Vlaams Belang hield daarbij een symbolische actie om de protesteren tegen het feit dat we monddood worden gemaakt.

Hier kan u een korte reactie bekijken bij die installatievergadering

 

Hieronder leest u mijn tussenkomst tijdens het plenaire debat:

 

Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, de aanslagen van 22 maart waren een zoveelste oorlogsverklaring van de radicale islam aan het vrije Westen. Na de aanslagen in Londen, Madrid, het Joods Museum, Charlie Hebdo, Parijs, vormden zij er een nieuw, bijzonder triest hoogtepunt in een rij van alsmaar gruwelijker gewelddaden.

Een onderzoekscommissie moet er komen. Alles moet uiteraard in het werk gesteld worden om een nieuwe gruweldaad van moslimextremisten te voorkomen. Er moet klaarheid komen over de vele fouten en blunders, er moeten antwoorden komen, liefst snelle antwoorden, op de vele vragen. Dat is het minste wat u kunt doen voor de slachtoffers en hun familie.

Dat er een grondig onderzoek moet worden gevoerd naar de terreuraanpak in dit land, daar is Vlaams Belang al heel lang van overtuigd. België heeft een heel hoge prijs betaald voor het jarenlange gedoogbeleid en voor het cordon sanitaire rond het publieke debat over de oprukkende islamterreur, zoals een Nederlandse krant terecht schreef.

Bij al de aanslagen die ik net heb opgesomd, waren er altijd linken te leggen met Brussel. De waarschuwingen waren legio, maar u hebt met zijn allen altijd de boodschapper verguisd.

Vlaams Belang heeft de voorbije decennia gewaarschuwd en voorstellen geformuleerd om zulke toestanden te voorkomen. Wij hebben gewezen op de gevolgen van massa-immigratie en van islamisering en op de gevaren van islamfanatici. Wij hebben tientallen vragen gesteld over de anarchie, de straffeloosheid en het moslimextremisme in Molenbeek alleen al.

Als ik nu lees dat collega Dewael allicht de voorzitter zal worden van de onderzoekscommissie, dan denk ik dat hij daar absoluut de geknipte persoon voor is. Zojuist hebben we gezien hoe hij zijn ervaring en kennis van het Reglement van de Kamer aanwendt en hij zal het niet laten om dat ook in de commissie te doen, om op het juiste moment de juiste personen uit de wind te zetten. Zo heb ik dat ook in de Fortiscommissie kunnen meemaken.

Mijnheer Dewael, u bent ook ervaringsdeskundige over het onderwerp. Jammer genoeg heb ik de documenten op mijn bank laten liggen, maar ik heb een hele stapel aan mondelinge vragen die door mijn vroegere collega’s Laeremans en De Man aan u zijn gesteld in uw toenmalige functie van minister van Binnenlandse Zaken. Daarbij zitten ook vragen over Molenbeek ten tijde van Hind Fraihi. U zult het zich allicht nog herinneren dat u ons toen verweet dat het allemaal zo erg niet was.

Collega’s, wij hebben ervoor gewaarschuwd. Niet alleen waarschuwden wij voor het moslimextremisme in het algemeen, zelfs waarschuwden wij voor de broers El Bakraoui in het bijzonder. In 2010 hebben wij dat niet alleen hier, maar ook in het Brussels Parlement aan bod gebracht. Toen vroegen wij om hard op te treden tegen die twee broers, maar wij werden toen letterlijk in alle talen weggehoond. Wij, en bij uitbreiding alle Vlamingen, werden toen door de PS letterlijk weggezet als een bende dommeriken, omdat wij juist vonden dat diezelfde PS beter strenge straffen zou vragen voor het beschieten van een agent met een kalasjnikov, in plaats van dat af te doen als een fait divers. Ik zal u de citaten waarmee er toen gereageerd werd, niet onthouden. Het FDF zei letterlijk: “Vous choquez tous les démocrates de ce parlement.” De toenmalige FDF-fractievoorzitter, Didier Gosuin, verklaarde: “Brussel heeft de situatie beter onder controle dan de andere steden.”

Voor 22 maart klonken die woorden misschien nog lachwekkend, maar na 22 maart klinken ze verbijsterend.

De impact van het in België opererend terroristisch netwerk gaat verder terug in de tijd. Youssef Belhadj was een van de daders van de terreuraanslagen in Madrid op 11 maart 2004, waarbij 191 mensen omkwamen en meer dan 2 000 gewonden vielen. Ook die Youssef Belhadj verbleef in Molenbeek. Hij werd er ook opgepakt voor de aanslagen in Madrid.

Begin 2015 was er de bloedige aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs. De zware oorlogswapens waarmee de gebroeders Kouachi 12 onschuldige mensen vermoordden, waren afkomstig uit Brussel.

Ook Amedy Coulibaly, de man die de klanten in een Joodse supermarkt in Parijs neerschoot, had zijn wapens in Molenbeek aangeschaft.

Ook Ayoub el-Khazzani, die in Brussel op de Thalys stapte met een kalasjnikov, met als vermoedelijk bedoeling de passagiers te doden, verbleef de maanden voordien in Molenbeek.

Ook de vermoedelijke dader van de aanslag op het Joods museum in 2014, Mehdi Nemmouche, woonde in Molenbeek, net zoals een aantal daders van de aanslagen in Parijs in november 2015 en net zoals Abaaoud, het brein achter de verijdelde aanslag in Verviers  van januari 2015.

Ik zou nog lang kunnen doorgaan. De lijst is lang en onvolledig.

 

Collega’s,

in januari 2016 heb ik al een voorstel ingediend tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie over die terreurcel in Molenbeek. U vond een onderzoekscommissie niet nodig.

Begin maart kwam aan het licht dat de antiterrorisme-eenheid van de federale politie al in 2014 gedetailleerde, betrouwbare tips zou hebben gekregen over radicalisering en over de plannen van Abdeslam om een aanslag te plegen,  een dossier dat nu door het comité P wordt onderzocht.

Wij hebben toen onze oproep tot oprichting van een onderzoekscommissie nog eens herhaald. Wij hebben ons voorstel toen uitgebreid om heel het functioneren en falen van de diensten die zich met terrorismebestrijding bezig houden, globaal te onderzoeken. Maar ook toen vond u allen een onderzoekscommissie nog steeds niet nodig.

Er moesten blijkbaar, helaas, nog gruwelijke aanslagen gebeuren, nog vele doden vallen, voor u daarvan overtuigd was, voor u eigenlijk niet anders meer kon. Wij zullen vandaag het voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie steunen. Wij steunen ieder voorstel tot oprichting van een onderzoekscommissie over zulke levensbelangrijke materie. Er zijn heel veel vragen die snel een helder antwoord moeten krijgen. Interessante, nuttige informatie met betrekking tot de aanloop van de aanslagen, de feitelijke chronologie, de rol van het beleid door een gebrek aan investeringen in politie- en inlichtingendiensten, het falen van het justitieapparaat, het falen van eventuele andere overheidsdiensten met betrekking tot het inwinnen van inlichtingen en het doorstromen van informatie, dit zijn allemaal zaken die langs deze weg aan de oppervlakte zouden moeten en kunnen komen.

Uiteraard zullen wij dit steunen, maar, collega’s, ik heb er geen enkel vertrouwen in.

Ik heb geen enkel vertrouwen in deze onderzoekscommissie omdat essentiële zaken niet eens in de taakomschrijving van de onderzoekscommissie terug te vinden zijn. De woorden islam, open grenzen, asiel, immigratie staan er niet in vermeld.

Ik heb er ook geen vertrouwen in, collega’s, alleen al omwille van de samenstelling van de onderzoekscommissie. De partij die als eerste een onderzoekscommissie vroeg, die als eerste waarschuwde en de situatie voorspelde, wordt geweerd. We krijgen geen spreekrecht. De besloten vergaderingen mogen we zelfs niet eens bijwonen. Met andere woorden, collega’s, u hebt de handen vrij om de vis te verdrinken. We hebben vandaag aan het antwoord van de premier rond de bijkomende informatie over de veiligheid van de luchthaven waarin beter voorzien had moeten worden, kunnen zien dat er nog een grote vis wordt bijgegooid om samen met alle andere te verdrinken: ook de Galantvis zal mee in die commissie worden verdronken.

De parapluverkopers gaan gouden zaken doen, net als in de onderzoekscommissie over Fortis waar iedereen zijn uiterste best deed om zijn of haar minister uit de wind te zetten. U hebt de handen vrij om de weg in te slaan van die paraplu’s, van de relativering en van het verder wegkijken.

Wij hebben daarvan trouwens in de gezamenlijke commissie vóór de paasvakantie naar aanleiding van de aanslagen reeds een serieus voorproefje gekregen. Collega’s, dat was immers een gruwelijke schertsvertoning. Wij zagen toen een minister van Binnenlandse Zaken die de zaken herleidde tot één fout van één man en wij zagen een minister van Justitie die alles overrelativeerde, zelfs bijna vergoelijkte.

De minister van Justitie verdedigde daar het lakse justitiebeleid, een beleid van enkelbandjes en schouderklopjes, dat deze regering met de potpourri 2 in januari nogmaals bestendigde. De criminele palmares van de broers El Bakraoui was niet zo negatief als nu wordt voorgesteld, aldus minister Geens in die commissie. Hij herhaalde tot drie keer toe dat Khalid El Bakraoui vier vijfde van zijn straf had uitgezeten, dat alles perfect was verlopen, dat er niets aan de hand was.

Niet eens de helft van een lichte straf uitzitten na een moordpoging met een oorlogswapen op een agent, zoals Ibrahim El Bakraoui deed, is volgens minister Geens de normaalste zaak van de wereld. Die cascade van laksheid wordt niet eens in twijfel getrokken. In het surrealistische België is dat helaas mogelijk.

Ik heb vandaag en de voorbije weken veel gehoord en gelezen dat het onderzoek er moet komen zonder taboes, zonder politieke spelletjes. Collega’s, ik denk dat u dat vaak herhaalt om uzelf daarvan te overtuigen. Het voorstel dat u vandaag zult goedkeuren, is het resultaat van één groot politiek spel, het is één groot politiek akkoord, dat de kleine fracties in dit huis dan nog uit de krant moesten vernemen. Alle beloofde openheid en democratie ten spijt, hebt u onder mekaar beslist om alleen de partijen met boter op het hoofd, alleen de partijen met bloed aan de handen toe te laten in deze onderzoekscommissie.

Enkel diegenen die deelnemen aan de macht of diegenen die de afgelopen jaren deel hebben uitgemaakt van een regeringsmeerderheid, mogen daar vragen stellen. Dat is uiteraard de beste garantie dat het politiek theater van die commissie zal functioneren als één grote paraplu. Het ideale recept voor een doofpot, het ideale recept voor een witwasoperatie. U maakt het zich op die manier wel heel gemakkelijk om de verantwoordelijkheid te kunnen afschuiven op een individuele overheidsdienst of op een aantal specifieke ambtenaren.

Ik heb geen enkele verklaring gekregen waarom u ons niet toelaat. Democratisch is het ook niet te verantwoorden. Als het werkelijk uw bedoeling is, zoals u zelf beweert, om klaarheid te scheppen, dan zou u juist gebruik moeten maken van fundamentele kritiek, van onze opgebouwde expertise in plaats van die uit schrik net te weren. Als niet-stemgerechtigde leden zou dat perfect kunnen, collega’s, helemaal conform de democratische verhoudingen. Zo werkte dat in het verleden ook altijd bij onderzoekscommissies.

Collega’s van de meerderheid, waarom niet enkele stemgerechtigde leden toevoegen en alle verkozen partijen op die manier in de commissie vertegenwoordigen? Wat houdt u zelfverklaarde democraten tegen? Het enige argument dat ik kan vinden, is dat er dan misschien echt volledige klaarheid komt.

Het officiële argument heb ik gehoord: om het werk niet nodeloos te bemoeilijken. Collega’s van N-VA, zijn jullie dan van mening dat niet-stemgerechtigde leden in een onderzoekscommissie daar de werkzaamheden bemoeilijken? Kunnen zij dan geen nuttige bijdrage leveren? Dan vraag ik me af wat jullie tot nu toe in die hoedanigheid in onderzoekscommissies hebben gedaan.

Enkele personen extra in een commissie om kritische vragen te stellen, is dat het werk nodeloos bemoeilijken? Of zouden het de vragen zijn, die we zouden stellen, die de werkzaamheden nodeloos bemoeilijken? Welke vragen zouden dat dan zijn? Welke vragen bemoeilijken het werk in een commissie?

Vragen over nalatigheid en schuldig verzuim van vorige regeringen en van de huidige regering? Vragen over het decennialang kapotbesparen van politie- en veiligheidsdiensten? De vraag waarom het merendeel van die zogenaamde veiligheidsprovisie van 200 miljoen euro die werd toegekend in de nasleep van de verijdelde aanslag in Verviers, niet aan de veiligheid van de burgers werd besteed maar wel werd gebruikt om achterstallige facturen van Justitie te betalen? Zulke vragen?

Waarom werden onze parlementaire vragen de afgelopen jaren niet serieus genomen, toen we het hadden over het potentiële gevaar van IS-militanten die vermomd als asielzoekers niet op de vlucht zijn voor oorlog maar juist naar hier komen om oorlog te voeren? Waarom werden er toch geen grenscontroles ingevoerd ondanks de waarschuwingen van IS zelf dat zij de terroristen met de stroom van asielzoekers zouden meesturen? Wie zal zulke vragen stellen in de onderzoekscommissie? Zult u dat doen, mevrouw Van Vaerenbergh? Zal Stefaan Van Hecke dat doen? Ik ben overtuigd van niet. Er is maar een partij die dergelijke zaken zou aankaarten in de commissie, dat weet u maar al te goed.

Waarom kon Laachraoui, een dader van de aanslagen, in december 2015 samen met Abdeslam vrij en zonder enig probleem met de stroom asielzoekers ongehinderd mee naar België komen van Syrië, hoewel ze toen al twee jaar op een lijst van OCAD stonden?

Waarom kon ook Abaaoud ongehinderd jihadisten gaan rekruteren in Syrië en zich daar zelfs in een propagandablad van IS vrolijk maken over de Belgische federale autoriteiten, juist omdat ze hem vrijelijk tussen België en Syrië lieten reizen?

Waarom mag ik daar niet vragen waarom minister Galant mijn vragen over het lakse aanwervingsbeleid in Zaventem al maandenlang niet beantwoordt? Zult u ze stellen, collega Ducarme? Ik denk het niet.

Waarom mag ik niet vragen naar Mohamed Belkaïd, de Algerijn die bij de huiszoeking is neergeschoten en illegaal in het land was? Minister Geens heeft tijdens die befaamde commissievergadering bevestigd dat men hem bij de politiediensten al kende wegens een diefstal in 2014. Als een illegale crimineel wordt betrapt, dan krijgt hij normaal gezien toch een bevel om het grondgebied te verlaten. Waarom mag ik dan niet vragen of die man zo’n bevel heeft gekregen en zo ja, of daar gevolg aan werd gegeven en die man effectief het land werd uitgezet?

Zijn dat allemaal vragen die de werkzaamheden nodeloos bemoeilijken, collega’s? Ik ben ervan overtuigd dat dat niet het geval is. Dat zijn allemaal vragen waarvan u liever hebt dat ze niet worden gesteld.

Collega’s, als u ons verbiedt om in een onderzoekscommissie kritische vragen te stellen, dan zullen wij al onze vragen aan de bevoegde ministers en staatssecretarissen een voor een mondeling moeten indienen in de vaste commissies. Misschien zal dat de werkzaamheden van de vaste commissies nodeloos bemoeilijken, maar wij hebben nu eenmaal geen andere keuze.

Elke vraag die u in de onderzoekscommissie niet mag of wil stellen of niet durft te stellen, zullen wij aan de bevoegde ministers stellen, met de middelen waarover wij als verkozenen des volks beschikken.

Om u alvast voldoende inspiratie te geven, om in de onderzoekscommissie toch enkele juiste vragen te stellen en niet alleen de vragen die uw eigen ministers afdekken, zal zo dadelijk mijn collega, Filip Dewinter, u al enkele vragen uit een eerste reeks van honderd vragen meegeven.

Mijnheer de voorzitter, ik kom bij mijn conclusie. Een echte onderzoekscommissie is nodig. Wij zullen ze steunen.

Echter, de taakomschrijving en de samenstelling van de onderzoekscommissie is, op zijn minst gezegd, een valse start. U hebt het nadeel van de twijfel of u effectief de onderste steen naar boven zal halen, of u alle fouten en blunders op die manier zal kunnen blootleggen en of u zult verhinderen dat in de toekomst nog dezelfde fouten en blunders worden herhaald.

Waar ik vooral al helemaal niet in geloof, is dat u in de onderzoekscommissie wel degelijk het lef zult hebben om alle politieke verantwoordelijkheden aan te duiden.

Collega’s, ik doe nog een laatste oproep.

De voorzitter: Mevrouw Pas, hebt u een momentje?

Mag ik de leden vragen de stilte te bewaren of toch minstens minder lawaai te produceren?

Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, het is symbolisch voor het wegkijkgedrag bij die materie, dat wij al decennialang meemaken.

De voorzitter: Mevrouw Pas, het overkomt anderen ook wel eens dat ik om stilte moet vragen.

Barbara Pas (VB): Het is juist door het decennialang wegkijken, door het probleem nooit bij naam te hebben durven te noemen en door de boodschapper te vergruizen, dat u het allemaal zo ver hebt laten komen. Laat dat eens tot u doordringen.

Mijnheer de voorzitter, ondanks het feit dat de politiek nog altijd liever wegkijkt en liever over andere zaken babbelt, wil ik toch nog een laatste oproep doen om het amendement goed te keuren dat wij in de commissie hebben ingediend en dat wij hier in de plenaire vergadering opnieuw indienen.

Het amendement beoogt, democratisch, alle verkozen partijen spreekrecht te geven in de commissie en hen af te vaardigen in de commissie. Op die manier kan gebruik worden gemaakt van onze expertise en kritiek. Alleen op die manier kunt u echt klaarheid scheppen, want anders wordt de commissie een maat voor niets en dient zij als een grote paraplu.