Modernisering protocollaire rangorde terug naar af

De protocollaire rangorde, de voorrang die aan de verschillende excellenties wordt gegeven bij officiële plechtigheden, is al vele jaren lang verouderd en houdt in geen enkel opzicht rekening met de staatkundige evolutie die dit land de jongste decennia heeft gekend. Zo komen de voorzitters van de deelstaatparlementen pas op plaats 17, hoewel de deelstaten intussen volwaardige parlementaire instellingen zijn geworden, op gelijke hoogte nevengeschikt aan het federale niveau.

In haar regeerakkoord heeft de Vlaamse regering aangegeven dat “om de internationale zichtbaarheid van Vlaanderen te verhogen, de intra-Belgische protocollaire afspraken herzien moeten worden. Zo dient de minister-president in de protocollaire volgorde onmiddellijk na de Eerste Minister te komen.”

Naar aanleiding hiervan ondervroeg ik reeds herhaaldelijk minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA), onder wie deze bevoegdheid ressorteert. Deze toonde zich wel degelijk bereid daar werk van te maken en was zinnens om dat tegen 21 juli 2015 (sic) gerealiseerd te krijgen. Hij zette daartoe effectief een werkgroep aan het werk, die in juli 2015 in consensus een reeks aanbevelingen formuleerde. Een aanpassing van de protocollaire rangorde bleef evenwel uit. Toen ik Jambon hierover in november 2015 opnieuw ondervroeg, liet deze weten dat het voor november 2015 zou zijn. In maart 2016 heette het dan weer dat dit verschoven was naar het voorjaar 2016.

Deze week ondervroeg ik minister Jambon hierover andermaal en kwam uiteindelijk de aap uit de mouw. De protocollaire rangorde zal ook naar aanleiding van 21 juli 2016 niet aangepast zijn, zodat Vlaams minister-president Bourgeois nog altijd op plaats 19 zal staan in plaats van op plaats 7, onmiddellijk na de plaats van eerste minister Michel. Er blijkt namelijk in de schoot van de ministerraad tegenstand te bestaan tegen de modernisering van de protocollaire rangorde. Daar zal de komende jaren met andere woorden dan ook niets van in huis komen.

Andermaal blijkt uit dit banale voorval dat de N-VA in de federale regering er niet eens in slaagt een deuk in een pak boter te slaan als het om enigszins communautair getinte aangelegenheden gaat. Zelfs een louter symbolische zaak zoals de protocollaire rangorde krijgen de N-VA-ministers niet geregeld.