N-VA handhaaft communautaire onevenwichten bij federale wetenschappelijke instellingen

“In het confederale België vallen de huidige federale culturele en wetenschappelijke instellingen […] onder de verantwoordelijkheid van Vlaanderen en Wallonië. Dat kan door de instellingen toe te wijzen aan de deelstaten, dan wel door ze door beide deelstaten samen te laten beheren.” Zo staat het in het verkiezingsprogramma van de N-VA van 2014.

Nu kan men aannemen dat er van dat confederale programma voorlopig niets in huis komt bij gebrek aan een Belgische meerderheid daarvoor. Maar het blijft verbazingwekkend met hoeveel gemak de N-VA-excellenties in de Belgische regering wetsontwerpen durven voorleggen die, in afwachting daarvan, helemaal de andere richting uitgaan.

Neem nu het wetsontwerp waarmee extra onderzoekers ter beschikking van de federale wetenschappelijke instellingen (FWI’s) worden gesteld. Het wetsontwerp is helemaal van de hand van twee N-VA’ers, Jan Jambon en Zuhal Demir. Het stelt 125 extra wetenschappers ter beschikking van de FWI’s, die ze wel halftijds moeten delen met de Belgische universiteiten. De kost ervoor wordt de eerste vijf jaar integraal gedragen door de federale overheid en de volgende vijf jaar voor 50%. In de praktijk komt dit dus neer op een uitbreiding van de bemoeienissen van België op het gebied van wetenschapsbeleid, wat niet bepaald iets lijkt te zijn dat in confederale richting gaat, maar eerder in tegenovergestelde zin.

Maar het wordt nog straffer. Deze 125 wetenschappers moeten verdeeld worden over de gemeenschappen en dus dringt een verdeelsleutel zich op. Daarvoor hebben beide N-VA-excellenties er niets beter op gevonden om een oude 56/44-verdeelsleutel uit de kast te halen, en wel in naam van… de communautaire stilstand. Dat luidt zo in de toelichting: “[…] in lijn met het regeerakkoord, waarin werd overeengekomen de bestaande communautaire evenwichten ongewijzigd te handhaven, blijft de 56/44-verdeelsleutel bijgevolg behouden.”

Alleen betreft het hier geen behoud van communautaire evenwichten, maar wel van communautaire onevenwichten. De Vlamingen maken immers geen 56% van de Belgische bevolking uit, maar wel ongeveer 60%.

Neemt men daar dan nog bij dat de Vlamingen al decennia lang veel te weinig jobs toegewezen hebben gekregen in de FWI’s, dan is de handhaving van dit communautaire onevenwicht des te pijnlijker. Momenteel komt immers slechts 48% van de jobs in de FWI’s de Vlamingen toe en dat gaat zo al vele jaren lang. Ik heb er staatssecretaris Demir en haar voorgangster Sleurs al meermaals over ondervraagd, maar beterschap is er op dat vlak tot op heden niet gekomen. Wel integendeel. Het resultaat daarvan is dat honderden jonge en getalenteerde Vlaamse afgestudeerden de jongste decennia geen kans hebben gekregen om een wetenschappelijke carrière op te bouwen via de FWI’s, hoewel ze daar wettelijk gezien wel recht op hadden. Gelet op deze historische en actuele discriminatie van de Vlamingen in de FWI’s, meen ik dan ook dat er een fikse Vlaamse inhaalbeweging nodig is. Ik heb daarvoor dan ook een wijziging van het wetsontwerp ingediend, maar dat werd door alle partijen, inclusief de N-VA weggestemd. Volgens Demir moeten we zelfs blij zijn met deze discriminerende verdeelsleutel voor de Vlamingen…

Dit wetsontwerp is integendeel nog maar eens een nieuwe slag in het gezicht van de Vlamingen. Adding insult to injury, zouden de Engelsen zeggen. En zo ziet men maar dat het spreekwoord, dat de functie de man (vrouw) maakt, wel degelijk een grond van waarheid heeft. Zelfs in die mate dat politici het tegenovergestelde doen van waar ze in feite voor zouden moeten staan. Arm, arm Vlaanderen.