​​​​Tweetaligheid Brusselse politie boert verder achteruit

Elk jaar vraagt ik aan de minister van Binnenlandse Zaken de cijfers op over de stand van zaken met betrekking tot de tweetaligheid van de Brusselse politie. Wettelijk gezien moet elke politiebeambte immers tweetalig zijn voordat hij kan worden aangeworven.

Uit de cijfers op datum van 1 januari 2019, blijkt dat het aantal tweetalige politiebeambten er in 2018 opnieuw op achteruit is gegaan. Op dat moment was nog slechts 58% van alle politiepersoneel in Brussel tweetalig. Dat is meer dan één procent minder dan het jaar daarvoor.

Deze achteruitgang is niet verwonderlijk wanneer men kijkt naar de nieuw aangeworven politiebeambten in het jaar 2018. Van de 140 nieuw aangeworvenen, waren er immers slechts 18 tweetalig, dat is nauwelijks 12,8%!

Zoals erg gebruikelijk in dit land zijn het in essentie de Vlamingen die de pineut zijn van dit gebrek aan tweetaligheid. 97,9% van alle politieambtenaren (Franstaligen + Franskundige Nederlandstaligen) zijn immers het Frans machtig, terwijl slechts 60,1% (Vlamingen + Nederlandskundige Franstaligen) zich in het Nederlands kunnen uitdrukken. Franstaligen hebben met andere woorden zo goed als geen kans met dit probleem geconfronteerd te worden; de Vlamingen des te meer.

Onder de regering Michel daalde de tweetaligheid bij de Brusselse politie met niet minder dan 6%, van 64,1% naar 58%. Dat is de sterkste daling ooit. Dat is des te merkwaardig omdat de N-VA’er Jambon op Binnenlandse Zaken zat en die is én bevoegd voor de taalwetgeving in Brussel én voor de politiediensten. Hij had dus alle hevels in handen om daar iets aan te doen. Ik kan daarom alleen maar vaststellen dat hij, en dus de N-VA, zwaar in gebreke is gebleven door schuldig verzuim. Als excuus daarvoor hoort men vaak zeggen dat het voor onze veiligheid toch beter is om eentalig personeel aan te werven dan helemaal geen personeel, maar daar ben ik het niet echt mee eens. Voor de veiligheid is het immers óók van belang dat Brusselse politieambtenaren tweetalig zijn. Hoe kunnen Nederlandstaligen in gevaarlijke situaties in Brussel immers de instructies van eentalig Franstalige politiemensen opvolgen als ze die instructies niet eens begrijpen, en omgekeerd? De enige oplossing bestaat er dan ook in dat er maximaal wordt ingezet op tweetaligheid van de rekruten en dat dit integraal deel uitmaakt van het opleidingspakket. Ik kan alleen maar besluiten dat Jambon daar geen werk van heeft gemaakt.