Permanente staat van bezorgdheid

Vandaag interpelleerde ik minister van Buitenlandse Zaken Reynders over het recentste “vooruitgangsrapport” van de Europese commissie inzake de toetreding van Turkije.

Kamerlid An Capoen van N-Va sloot zich met een mondelinge vraag bij mijn interpellatie aan. Ze concludeert terecht “Door al die criteria en de bezorgdheden die de kop opsteken, rijst natuurlijk de vraag of Turkije überhaupt ooit aan die basisvoorwaarden zal kunnen voldoen.” Maar consequent daarnaar handelen is er helaas niet bij. Terwijl zij deze conclusie uitspreekt tekent haar partijgenoot Peter Luyckx de motie van de meerderheid om, in tegenstelling tot daadkracht die ik terzake in mijn motie vraag, over te gaan tot de orde van de dag…

 

Hier leest u mijn interpellatie:

“Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat ik u hierover interpelleer. De toestand was tijdens de vorige legislatuur al niet veel beter.

Elk jaar presenteert de Europese Commissie een ‘vooruitgangsrapport’ over de landen die onderhandelen over een toetreding tot de Europese Unie. Daartoe behoort sinds negen jaar ook Turkije, al zou men in dit geval haast moeten gaan spreken van een jaarlijks achteruitgangsrapport.

Het lijstje van de jaarlijks weerkerende klachten is ondertussen bekend: ernstige schendingen van de principes van de rechtstaat, de mensenrechten, de persvrijheid, de rechten van niet-moslims enzovoort.

Wat dat betreft, is er ook met dit laatste ‘vooruitgangsrapport’ alvast weinig nieuws onder de zon. Elk jaar opnieuw stelt de Europese Unie dezelfde tekortkomingen en gebreken vast. In plaats van de bestaande wantoestanden af te bouwen, zorgt de Turkse regering ervoor dat het lijstje elk jaar nog langer wordt. Zo maakt de Commissie zich in haar nieuwste rapport alweer grote zorgen over de onafhankelijkheid van het gerecht, over de scheiding der machten en over de bestrijding van de corruptie in Turkije. Ter zake wordt onder andere verwezen naar het ontslag van honderden politiemensen en rechters die betrokken waren bij het onderzoek van een grootschalig corruptieschandaal, waarin vooraanstaande personaliteiten uit de entourage van president Erdogan verwikkeld zijn.

Dan is er ook nog het excessieve politiegeweld tegen demonstranten, de intimidatie en de vervolging van journalisten, de aanvallen op sociale media zoals Youtube en Twitter enzovoort. Nieuwe wetten zouden de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting nog verder aan banden willen leggen. Het is er blijkbaar nog niet erg genoeg. Met andere woorden, de enige hervormingen waarvan sprake zijn niet zozeer gericht op het vergroten van het democratisch karakter van de Turkse staat, maar hebben alleen tot doel om de reeds bestaande politiestaat en de greep van de AKP op de Turkse samenleving verder te versterken.

Mijnheer de minister, ik heb mijn interpellatie vier maanden geleden ingediend. Intussen zijn er alleen maar bezwarende feiten bijgekomen. Ik denk in eerste instantie aan de uitspraken van de Turkse president over vrouwen. Hij stelt dat vrouwen en mannen absoluut niet gelijk zijn. Vrouwen verschillen volgens hem zo sterk dat ze absoluut niet op het niveau van mannen kunnen worden geplaatst. Ik vraag mij af wat uw reactie is op zulke uitspraken, mijnheer de minister.

Ik geef een ander recent voorbeeld. De Turkse overheid heeft opnieuw problemen met Twitter. De rechtbank eiste zowaar dat een account van een krant zou worden afgesloten. De betrokken krant Birgün had gelekte documenten gepost die zouden aantonen dat een hulpkonvooi naar de Turkmeense minderheid in Syrië in werkelijkheid geen hulpmiddelen vervoerde, maar wapens. Als reactie oordeelde de rechtbank dat Twitter het account van die krant diende te verwijderen. Als Twitter dat niet deed, dan moest Twitter in Turkije volledig worden geblokkeerd.

Ik geef nog een voorbeeld. Na de aanslagen in Parijs besliste een rechtbank om sites te blokkeren die de nieuwe editie van Charlie Hebdo online hebben gezet.

De beslissingen komen niet alleen van de rechterlijke kant. Ook de politie treedt op tegen de persvrijheid. Toen de linkse krant Hürriyet een bijlage met vier pagina’s van de nieuwe editie van Charlie Hebdo publiceerde, werd een vrachtwagen met kranten bij het verlaten van de drukkerij door de politie tegengehouden. Ook dit toont aan dat de persvrijheid er sinds het laatste vooruitgangsrapport niet echt op is vooruitgegaan.

De politici doen daar nog een schepje bovenop. Ze lopen wel mee vooraan tijdens de grote mars voor vrije meningsuiting in Parijs in het kader van de democratie en voor de persvrijheid, maar de Turkse premier, die daar ook aanwezig was, doet wel uitspraken van het kaliber dat de karikaturen van Charlie Hebdo ernstige provocaties zijn en dat een vrijheid van meningsuiting helemaal niet hetzelfde is als een vrijheid om te beledigen. Erdogan zelf deed er nog een schepje bovenop door de oorzaken van de aanslagen in Parijs aan islamofobie en racisme te wijten.

Mijnheer de minister, ik zou mijn lijstje met recente voorbeelden nog veel langer kunnen maken, maar ik meen dat het duidelijk is dat wij niet ver zullen geraken door telkens opnieuw, bij elk ‘vooruitgangsrapport’, onze bezorgdheid te uiten over de ontwikkelingen in Turkije, zoals de Europese Commissie doet. Sinds de toetredingsonderhandelingen begonnen, verkeert die Commissie in een soort van permanente staat van bezorgdheid en daarna wringt ze zich in allerlei bochten om toch maar niet de nodige consequenties uit haar eigen bevindingen te moeten trekken.

Helaas gebeurt dat vandaag nog steeds niet. Als het van de Europese Commissie afhangt, worden er zelfs twee nieuwe hoofdstukken in de toetredingsonderhandelingen geopend, omdat – zo staat het letterlijk in het vooruitgangsrapport – Turkije nood heeft aan meer Europees engagement om het land te helpen een moderne Europese staat te worden.

Mijnheer de minister, dat is uiteraard de wereld op zijn kop. Mijn vraag aan u is heel duidelijk: wat moet er nu nog meer gebeuren opdat u in de Europese Unie duidelijk zou vertolken dat die toetredingsonderhandelingen moeten stopgezet worden?

 

Minister Didier Reynders: Mevrouw Pas, mevrouw Capoen, beste collega’s, uw vragen en interpellatie geven mij de gelegenheid om in te gaan op de recente ontwikkelingen in Turkije en misschien ook op de mogelijke invloed ervan op de toetredingsonderhandelingen. Net zoals de Europese Commissie, de Europese Raad en de andere Europese partners ben ik bezorgd over de situatie in dit land. In het bijzonder het gebrek aan onafhankelijkheid van justitie, de onduidelijke scheiding van de machten, de inbreuken op de persvrijheid en op de vrijheid van meningsuiting en van vergadering baren mij zorgen. De uitspraken van president Erdogan over vrouwen hebben ook bij mij en mijn Europese collega’s voor grote bezorgdheid gezorgd.

De algemene mensenrechtensituatie in Turkije baart ons sedert meerdere jaren zorgen. Mijn administratie volgt de situatie nauwlettend op, met in het bijzonder aandacht voor onze prioriteiten, bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting, de strijd tegen straffeloosheid, de rechten van de vrouw en de rechten van het kind. Dit werk gebeurt zowel in Brussel als in Istanboel en Ankara, waar onze diplomaten bijzonder actief zijn op het vlak van mensenrechtendossiers.

Hoe hangt deze Belgische reactie samen met deze van andere betrokken instanties?

Op internationaal vlak gebeurt de opvolging op meerdere niveaus: enerzijds is er het Europese niveau, anderzijds het niveau van de Verenigde Naties.

Ik zal op drie punten ingaan, in eerste instantie op de arrestaties van journalisten. Op 14 december 2014 hebben de Hoge Vertegenwoordiger van de EU Mogherini en commissaris voor Uitbreiding Hahn in een gezamenlijke verklaring snel en scherp gereageerd op de arrestaties van journalisten: “This operation goes against the European values and standards Turkey aspires to be part of and which are the core of reinforced relations. We expect that the strong EU-commitment given by our Turkish counterparts during our visit to be translated into deeds.” Deze kwestie werd ook besproken tijdens de Raad Algemene Zaken van 16 december 2014. De toen aangenomen conclusies maken hier expliciet melding van. Op het moment waarop België het voorzitterschap van het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft opgenomen, heeft ook de secretaris-generaal van deze organisatie deze aanhoudingen veroordeeld.

Ten tweede kom ik tot de situatie van de vrouwen in Turkije. Ook binnen de Verenigde Naties is België actief op het vlak van de mensenrechten in Turkije, meer bepaald binnen de VN-Mensenrechtenraad. Tijdens de laatste sessie van de Universal Periodic Review heeft ons land het woord genomen om Turkije een reeks aanbevelingen te doen. De UPR-procedure voorziet ook in de mogelijkheid om schriftelijke vragen naar het betrokken land te sturen. België heeft dat ook gedaan. Ik kan u bevestigen dat een reeks door ons land gestelde vragen expliciet handelt over vrouwenrechten, meer bepaald over acties met betrekking tot de antidiscriminatiewetgeving, het recht van vrouwen op gelijke vertegenwoordiging in de politiek, het economische en sociale leven evenals over de nodige maatregelen om het geweld tegen vrouwen effectief te bestrijden door schuldigen te vervolgen en slachtoffers te beschermen, te compenseren en te rehabiliteren. In haar mondelinge interventie op 27 januari 2015 heeft België Turkije ook aanbevolen om de nodige beleids- en legislatieve maatregelen te treffen om een einde te maken aan de praktijken van kindhuwelijken.

Ten derde, wat zijn de gevolgen van de algemene situatie voor de toetredingsgesprekken met de Europese Unie?

Terwijl de gebeurtenissen van afgelopen weken onze bezorgdheid bevestigen, dienen we ook de vooruitgang te verwelkomen waarvan ik met name de volgende elementen wens te onderlijnen: de aanvaarding van een democratiseringspakket, de aanneming van een actieplan teneinde de Turkse wetgeving in lijn te brengen met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de evolutie van de Koerdische kwestie en de positieve rol van het grondwettelijk hof, die een aantal besluiten van de uitvoerende macht heeft geannuleerd.

De balans is duidelijk gemengd. Ik steun dan ook de aanbeveling van de Europese Commissie om de hoofdstukken 23 en 24 te openen. Dit is de meest aangewezen wijze om te antwoorden op de ontwikkelingen die ik hier heb geschetst.

Een belangrijke voorafgaande stap zou erin bestaan de openingscriteria voor deze beide hoofdstukken te actualiseren en deze aan Turkije over te maken. Turkije zou op deze manier een routekaart ontvangen voor de te ondernemen hervormingen in de domeinen die door de hoofdstukken 23 “Rechterlijke macht en fundamentele rechten” en 24 “Justitie, vrijheid en veiligheid” worden bestreken. Het is met name door het openen van een nieuw dialoogplatform met Turkije over deze zo gevoelige dossiers dat we een betekenisvolle vooruitgang kunnen boeken en erover kunnen waken dat de hervormingen onomkeerbaar worden.

Dat is dus geen gunst aan Turkije, maar veeleer een uitdaging die het land dient te beantwoorden.

Ik wil nog iets toevoegen in verband met onze relatie met Turkije. Wij zitten ook samen met Turkije in een coalitie tegen Daesh in Irak. Wij proberen ook alsmaar meer inlichtingen uit te wisselen met Turkije. Sinds enkele jaren organiseren wij trilaterale vergaderingen met de drie ministers aan beide kanten, namelijk die van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie. Wij proberen dus ook op dat vlak correct samen te werken met Turkije.

Ik herhaal echter: dat is geen reden om niet verder te gaan met onze kritiek op verschillende aspecten van het beleid in Turkije.

 

Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik deel uw bekommernis en de kritiek die u uit aan het adres van Turkije.

Helaas kan ik echter niet anders dan vaststellen dat er gewerkt wordt met twee maten en twee gewichten. Als er een aanslag is in Parijs, waarbij journalisten en cartoonisten worden vermoord wegens hun mening, dan is men geschokt en worden er grote marsen georganiseerd waarin de Turkse premier meeloopt. Als het echter gaat over Turkije zelf – nergens ter wereld zitten ze zoveel journalisten en cartoonisten in de gevangenis als daar – dan geraakt men niet verder dan “het baart mij zorgen”.

De permanente staat van bezorgdheid, die ik daarnet aanhaalde, treft men in elk ‘vooruitgangsrapport’ van de Commissie opnieuw aan. Men geraakt niet verder dan dat. U spreekt over aanbevelingen die worden gegeven aan Turkije. Men geeft in het kader van die toetredingsonderhandelingen al negen jaar aanbevelingen aan Turkije. In de praktijk kan men niet anders dan vaststellen dat de situatie daar alleen nog maar verergert en dat die tactiek dus niet werkt.

Ik vraag me af wat er nog moet gebeuren om eindelijk de juiste consequenties en gevolgen te trekken. Door nu twee nieuwe hoofdstukken in de onderhandelingen te openen, negeert u namelijk het feit dat Turkije manifest die toetredingsvoorwaarden schendt. U honoreert daarmee ook de facto de wantoestanden van de Turkse regering.

In 2005 werd de belofte gedaan aan de Europese publieke opinie dat de onderhandelingen op elk moment konden worden afgebroken als bleek dat een kandidaat-lidstaat de voorwaarden manifest met voeten trad. Ik vraag me af hoeveel voorwaarden Turkije nog met voeten moet treden opdat die onderhandelingen ook effectief worden stopgezet.

Wij zijn nu al negen jaar na de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Turkije blijft na negen jaar nog altijd mijlenver verwijderd van de Europese minimumstandaarden. Indien het land de voorbije jaren al een weg heeft afgelegd, dan is het veeleer een weg achteruit, steeds verder van de Europese Unie verwijderd.

Indien de Europese Unie nog een beetje geloofwaardigheid wil behouden, heeft het geen zin om voor de zoveelste keer aanbevelingen te doen en voor de zoveelste keer haar bezorgdheid te uiten. Zij moet ten minste daadkracht tonen en de toetredingsgesprekken met Turkije eindelijk stopzetten. Het is immers welletjes geweest.

Mijnheer de voorzitter, ik zou dan ook graag een motie van aanbeveling in die richting doen. Ik zal ze u meteen ook overhandigen.

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Barbara Pas

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen,

verzoekt de federale regering

binnen alle geledingen van de Europese Unie duidelijk stelling in te nemen voor het definitief stopzetten van de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie.”

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Sarah Claerhout en door de heren Peter Luykx en Richard Miller.”