Erkende asielzoekers en personen die een subsidiaire beschermingsstatus bezitten, kunnen beroep doen op financiële steun in de vorm van een equivalent leefloon. In 2015 kostte dat de Belgische schatkist 137 miljoen euro, zo blijkt uit cijfers die ik bemachtigde bij het departement Maatschappelijke Integratie. De cijfers zijn opmerkelijk aangezien ze een veelvoud zijn van wat de federale regering tot hiertoe communiceerde.
Toen ik begin dit jaar aan minister voor Maatschappelijke Integratie Borsus (MR) vroeg wat de totale kostprijs was van de leeflonen voor erkende vluchtelingen in 2015 antwoordde die dat het om een bedrag ging van 22 miljoen euro. Vandaag blijkt dat cijfer echter te worden bijgesteld tot 102 miljoen euro, een vervijfvoudiging dus van het oorspronkelijke bedrag. Tellen we daar ook de kostprijs van de subsidiair beschermden (35 miljoen euro) bij piekt dat cijfer zelfs tot een duizelingwekkende 137 miljoen euro.
Zoals vaak verkeerdelijk wordt gesteld, gaat het hierbij slechts in een minderheid van de gevallen om oorlogsvluchtelingen uit Syrië of Irak. 75 procent van de leeflonen gaat naar mensen uit Djibouti, Eritrea, Togo, Guinee, Congo, Bangladesh, enz. Kortom: uit alle uithoeken van de wereld.
De cijfers zijn wellicht nog maar het topje van de ijsberg aangezien de grootste toevloed asielzoekers die eind 2015 aankwamen en nu pas erkend zijn hier nog niet in vervat zitten. De cijfers illustreren het totale failliet van het Belgische asielbeleid dat aan de lopende band immigranten van over de hele planeet toegang biedt tot onze afbrokkelende sociale zekerheid. Wat is er humaan aan het financieren van een gelukzoeker uit Djibouti terwijl een 1 op 7 landgenoten de eindjes niet meer aan mekaar kan knopen?