Communautaire stilstand leidt ook tot afbraak taalwet

Onderstaande column van mijn hand verscheen op Doorbraak.be en Splits.be

 

De N-VA beheerst de kunst om al stilstaand achteruit te gaan

Dat deze regering een communautaire stilstand van vijf jaar heeft afgesproken, hebben we al tot in den treure toe mogen ervaren. En dat de N-VA deze afspraak uiterst scrupuleus navolgt, ook dat hebben we intussen al ruimschoots geleerd. Zelfs de kleinste en onschuldigste wijziging, waar niemand enige aanstoot aan kan nemen, kan en mag geen doorgang vinden.

Onlangs mocht ik evenwel ook tot de vaststelling komen dat de communautaire stilstand tevens geldt – of misschien moet ik beter zeggen: niet geldt – wanneer het op de afbraak van de taalwetgeving in Brussel aankomt. En ook hier speelt N-VA het spel volmondig mee.

Wat is er aan de hand? Op 23 juni 2016 werd in het Brussels parlement over een ordonnantie gestemd die het toezicht op de plaatselijke besturen grondig hervormt en vereenvoudigt. Een besluit en een omzendbrief van 8 september 2016 geven daar verder uitvoering aan.

Op zich is daar niets mis mee, ware het niet dat daarmee ook meteen het toezicht van de Brusselse regering op de taalwetgeving voor een stuk wordt afgebouwd. Dit is op zich niet in strijd met de op federaal niveau afgesproken communautaire stilstand, omdat de Brusselse regering (die bestaat uit PS, FDF, cdH, VLD, sp.a en CD&V) daar ook niet toe gehouden is. Het is wél flagrant in strijd met een andere stilstand, een van wettelijke aard deze keer, met name deze ingeschreven in de (bijzondere) Brusselwet, die stelt dat er voor wat de waarborgen voor de Brusselse Vlamingen betreft geen afbraakwerk mag worden verricht. De Brusselse regering mag met andere woorden geen maatregelen nemen waarbij de taalwaarborgen voor de Brusselse Vlamingen worden afgezwakt. Het Vlaams Belang, maar ook de N-VA (in Brussel in de oppositie…) protesteerden in het Brussels parlement dan ook krachtig tegen deze maatregelen, uiteraard tevergeefs.

En dan komen we bij de federale regering terecht. Want aangezien de Brusselwet en de taalwetgeving in Brussel nog altijd een federale bevoegdheid zijn, is het de taak van de federale regering om dit niet te laten gebeuren en hiertegen een procedure op te starten bij het Grondwettelijk Hof. Taalwetgeving behoort tot het takenpakket van minister Jambon, dus stelde ik hem vorig jaar op 6 oktober de vraag of hij dat zou doen. Zijn antwoord gaf toen de indruk dat hij dit niet zomaar wilde laten passeren. Hij zou eerst een advies vragen aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT). En hij stelde ook dat het dan aan de ministerraad zou toekomen om te beslissen of de regering naar het Grondwettelijk Hof zou stappen.

Helaas blijkt dit allemaal één groot rookgordijn te zijn geweest om op een elegante manier tijd te winnen om toch maar niet met het dossier naar de ministerraad te moeten gaan. Jambon deed inderdaad zijn adviesaanvraag aan de VCT, maar aan die instelling werd helaas de verkeerde vraag gesteld. Jambon wilde van de VCT namelijk weten of de Brusselse regeling in strijd is met de taalwet, terwijl het hier een inbreuk betreft op de Brusselwet.

Vanzelfsprekend was het antwoord van de VCT dan ook nietszeggend en irrelevant. Inmiddels was er wel heel wat tijd verlopen en was de nuttige termijn van zes maanden om naar het Grondwettelijk Hof te stappen, op drie dagen na, verstreken. Toen ik Jambon dan ook onlangs naar een stand van zaken vroeg, kwam hij mij droogweg vertellen dat het geen nut meer had om met het dossier naar de ministerraad te gaan en dat hij de zaak ook niet geschikt acht om ze op het Overlegcomité te brengen.

De verkeerde vraag stellen aan de VCT is ofwel een kwestie van onkunde ofwel van kwade wil. Het ziet er dus sterk naar uit dat de N-VA hier bewust een manoeuvre heeft uitgevoerd om de zaak op de lange baan te schuiven, om dan te kunnen besluiten dat er niets meer tegen in te brengen is. De eindconclusie is dan ook dat Jambon er deskundig in geslaagd is de vis te laten verdrinken en ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat dit ook doelbewust is gebeurd. Het feit dat Jambon niet van zijn papieren durfde opkijken toen ik hem dat in mijn repliek voor de voeten wierp, sterkt dat vermoeden. En zo ziet men dus maar waartoe die communautaire stilstand leidt: niet alleen tot een zeer diepe winterslaap van de N-VA op communautair vlak, maar zelfs tot afbraak van communautaire verworvenheden.