Elke week opnieuw ondervraag ik de ministers over communautaire thema’s. Of ik nu Jambon , die bevoegd is voor taalwetgeving, vraag om in Brussel tweetalige dienstverlening af te dwingen, of ik nu aan staatssecretaris Sleurs vraag om het tekort aan Vlamingen in de federale wetenschappelijk instellingen weg te werken, of ik aan minister Vandeput vraag om iets te doen aan het gebrek aan tweetalige topambtenaren bij de federale administraties, het leidt steeds tot een zelfde scenario. De N-Va-excellenties geven een flutantwoord of beweren zelfs niet bevoegd te zijn. En de voltallige N-Va-fractie stemt de week nadien, samen met de rest van de meerderheid, onze moties van aanbeveling één voor één weg. Werkelijk alles moet de communautaire vergeetput in.
Ook inzake het koningshuis gaat N-Va plat op de buik en door het stof… Het recentste voorbeeld gisteren in de Kamercommissie Landsverdediging kan u hieronder nalezen.
Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, heel lang geleden, in feodale tijden was het de normaalste zaak van de wereld om aan prinsen ronkende militaire graden en titels toe te kennen, die hoegenaamd niet in overeenstemming waren met de kwalificaties en de militaire geschiktheid van deze personen om deze functies ook in de praktijk uit te oefenen.
In een zeer recent verleden, meer bepaald op 25 maart 2010, toen onze koning nog prins was, werd prins Filip bevorderd tot luitenant-generaal en viceadmiraal, de hoogst bestaande graden in respectievelijk het leger, de luchtmacht en de zeemacht. Sedert 21 juli 2013 is hij generaal van het Belgische leger, viersterrengeneraal bij de landmacht en opperbevelhebber van het Belgisch leger.
Zijn broer prins Laurent van zijn kant kreeg op 26 juni 2004 de graad toebedeeld van kapitein-ter-zee, de hoogste graad bij de hoofdofficieren van de zeemacht.
Zus prinses Astrid ten slotte werd op 22 mei 1997 lid van de krijgsmacht als kolonel bij de medische component, de hoogste graad bij de hoofdofficieren van de medische dienst. De graad die aan prinses Astrid werd toebedeeld, bestond strikt genomen niet, de juiste benaming is geneesheer-kolonel, maar het ligt nogal voor de hand dat deze graad onder deze benaming niet aan de betrokkene kon worden toegekend omdat geen enkele kwalificatie aanwezig was om met de titel van geneesheer door het leven te gaan.
Iedereen is het er wel over eens dat die hele familie, zowel toenmalig prins, huidig koning Filip, prins Laurent als prinses Astrid nooit deze graden zouden gehad hebben zonder prinselijke status. Zij hebben dan ook geen enkele geschiktheid om zo hoog in de militaire rangorde op te klimmen.
Zulke toekenning van militaire graden aan personen die niet over de vereiste kwalificaties beschikken, vind ik een belediging voor personen die er wel hard voor moeten studeren en die wel zware opleidingen volgen om deze graden te verwerven.
Men kan zich ook de vraag stellen in hoeverre een dergelijke regeling in overeenstemming is met een aantal grondwettelijke bepalingen. Artikel 10 van de Grondwet stelt dat er in de Staat geen onderscheid van standen is en dat de Belgen gelijk zijn voor de wet. Artikel 11 van de Grondwet bepaalt dat de rechten van de Belgen moeten worden toegekend zonder discriminatie.
Mijnheer de minister, ik heb dan ook drie concrete vragen voor u.
Omdat wij die feodale tijden toch reeds geruime tijd achter ons hebben gelaten en al enige tijd in een democratische rechtsstaat leven, vraag ik mij af of u mijn mening deelt dat dergelijke praktijken al geruime tijd tot het verleden zouden moeten behoren.
Bent u van oordeel dat er een wetgevend initiatief uitgewerkt moet worden om die militaire graden in de toekomst enkel toe te kennen aan mensen die over de nodige kwalificaties daartoe beschikken en dat er aldus geen enkele uitzondering meer gemaakt kan worden?
Ten slotte, ik ben benieuwd welke stappen u al hebt gezet om aan die praktijken een einde te maken.
Ondanks het feit dat ik niet tot uw kiesdistrict behoor, hoop ik alleszins wel op een bevredigend antwoord.”
Minister Steven Vandeput: “Mevrouw de voorzitter, mevrouw Pas, in uw omstandige vraag doet u uitspraken over bepaalde personen en hun kennis, maar zonder een duidelijke controle zou ik dergelijke uitspraken nooit durven formuleren, dus ik laat die uitspraken voor uw rekening.
Behalve voor de Koning, die luidens artikel 167 van de Grondwet het bevel voert over de krijgsmacht, heeft de dracht van het uniform voor de andere leden van de koninklijke familie een eerder ceremoniële betekenis. Verder opent de dracht van het uniform geen enkel geldelijk recht of andere rechten voor de leden van de koninklijke familie.
Het regeerakkoord voorziet niet in wetgevende initiatieven ter zake, noch heb ik van mijn coalitiepartners een signaal gekregen dat de urgentie en de noodzaak van een dergelijk initiatief zou onderstrepen.”
Barbara Pas (VB): “Mijnheer de minister, ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag wat uw mening daaromtrent is.
Het regeerakkoord ken ik ondertussen wel en ik heb ook, helaas, vastgesteld dat er over zulke zaken bitter weinig in staat, om niet te zeggen niets.
Ik vind het jammer dat u zich, in plaats van met wetgevende initiatieven daaromtrent, alvast moet bezighouden met het bedenken van creatieve ronkende titels om binnen enkele jaren aan prinses Elisabeth en haar broertjes en zusjes en misschien wel neefjes en nichtjes toe te kennen, om hen daarmee te bevorderen.
Van onze kant vinden wij dat het op dat vlak wel tijd is voor verandering en voor modernisering. Bij gebrek aan een wetgevend initiatief van de meerderheid, zal ik alleszins rekenen op de steun van uw fractie, want wij hebben daarover zelf wel al een wetgevend initiatief genomen door een wetsvoorstel in te dienen, dat in deze commissie ongetwijfeld aan bod zal komen.”