Gisteren werd in de commissie Justitie in de Kamer een actualiteitsdebat gehouden rond de uitspraken van minister Jambon. U kan hieronder mijn tussenkomst daarover lezen.
Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, steunbetuigingen aan terroristen zijn zeer betekenisvol. Ieder die juicht bij zulke gruwelijke aanslagen, bij zoveel onschuldige doden en gewonden, is er één te veel. Wij moeten een onderscheid maken tussen het vaststellen en betreuren van zo’n gedrag, enerzijds, en stigmatiseren of verdeeldheid zaaien, anderzijds.
Collega’s, het ergste dat u vandaag kunt doen, is zo’n gedrag minimaliseren, door te zeggen dat men van een mug een olifant maakt, of door het alleen maar erg te vinden als dat door zeer grote groepen of op grote schaal gebeurt.
De uitspraken van de minister zijn geen schande. Het is wel een schande dat wij vandaag niet weten hoeveel mensen er juist juichen en dat wij vandaag niet weten wie die juichende mensen zijn. Immers, uit diegenen die vandaag de moslimextremisten als helden beschouwen, worden de nieuwe potentiële terroristen gerekruteerd.
Het probleem dat nu eindelijk door de minister benoemd wordt, is niet nieuw. Wij hebben dat na voorgaande aanslagen al meegemaakt. Ook na de aanslagen van 22 maart maakten politieagenten, brandweerlui en leerkrachten melding van positieve reacties op die gruwelijke aanslagen.
Mijnheer Kir, speciaal voor u heb ik een ander citaat meegebracht, waar de uitspraken van de minister maar klein bier tegen zijn. Het gaat om een citaat van de PS-kabinetschef van minister-president Vervoort van Brussel. Het zijn vooral niet mijn woorden; ik citeer letterlijk wat hij zegt op 11 april in de New York Times: “Negentig procent van de moslimjongeren in Molenbeek en Schaarbeek noemt de IS-terroristen helden.” U kunt misschien met hem op dezelfde toon discussiëren over de vraag of negentig procent al dan niet significant is.
Collega’s, enkele weken geleden hebt u allemaal stoere verklaringen afgelegd. Naar aanleiding van de aanslagen moest alles zonder taboes worden uitgeklaard. Vandaag bent u echter eensgezinder, sneller en heviger om een minister te bestrijden die alleen nog maar de problemen benoemt, dan dat u hevig bent in uw strijd tegen het moslimextremisme zelf. De toon van de onderzoekscommissie, van de wegkijkcommissie, is bij dezen al helemaal gezet.
Mijnheer de minister, de problemen benoemen is één ding. Wij doen dat al jaren en u doet het nu eindelijk ook. Ik ga ervan uit dat u dat doet vanuit een oprechte en terechte bekommernis en niet omdat een communicatiebureau u dat vanwege de peilingen ingeeft. U bent echter minister, dus u moet de zaken niet alleen benoemen, maar ook aanpakken.
De voorzitter: Mevrouw Pas, kunt u uw uiteenzetting afronden?
Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, heel concreet wil ik u daarom vragen welke beleidsdaden u aan die terechte bekommernis zult koppelen.
Ik heb nog een concrete vraag. Bij de arrestatie van Abdeslam werden een cameraploeg en politiemensen met stenen bekogeld en uitgejouwd. Waarom werden die amokmakers toen niet aangehouden? Vindt u niet dat er toen ook opgetreden moest worden, dat zij ook opgepakt moesten worden? De fans en de sympathisanten van een terrorist zouden op zijn minst toch geïdentificeerd moeten worden?
…
Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik heb geen enkel antwoord gekregen op mijn vragen. Iedereen heeft inderdaad gezien dat met stenen en flessen werd gegooid bij de arrestatie van Abdeslam. Iedereen heeft op dezelfde beelden ook kunnen zien dat alle amokmakers met rust werden gelaten. Mijn vraag was concreet waarom ze niet werden aangehouden. Waarom werden ze op zijn minst niet geïdentificeerd? Welke maatregelen zult u nemen om het probleem dat u nu eindelijk heeft benoemd, aan te pakken? Ik heb daar geen antwoord op gekregen, slechts woorden. Dat verwachten wij niet van een minister, er moeten ook daden tegenover staan. U zegt dat er nog tijd is om het probleem onder controle te krijgen, maar hoe zult u dat doen? Daar had ik graag antwoord op gekregen.
Collega’s, als ik u hier zo bezig hoor, dan moet u allemaal feiten en cijfers krijgen om fenomenen die zich vandaag voordoen nog te proberen te ontkennen, om tot op vandaag het licht van de zon te ontkennen. Ik voeg er een paar feiten en cijfers aan toe die u misschien kunnen overtuigen.
In Duitsland heeft men op sociale media een onderzoek gedaan naar het aantal tweets over IS. Het hoogste aantal positieve tweets uit Europa komt uit België. Wereldwijd moeten we alleen Qatar en Pakistan laten voorgaan. Dat is significant. Dat is een fenomeen. Het feit dat wij hier in België aan het hoofd staan qua aantal jihadisten verhoudingsgewijs, 41 per miljoen inwoners, het dubbele van Frankrijk, het driedubbele van Nederland, ja, dat is een fenomeen, ja, dat is significant. We hebben een kweekvijver van moslimextremisme. Wij hebben dat al jaren aangeklaagd. U zet de traditie voort en blijft op de boodschapper schieten in de plaats van het probleem ten gronde aan te pakken. Zo gaat het natuurlijk alleen maar van kwaad naar erger.