In de Kamer werd deze week de wet op de vrouwenquota goedgekeurd. Vanuit de commissie handels-en economisch recht heb ik dit dossier van nabij opgevolgd.
Zowel in de oorspronkelijke voorstellen als in het compromisvoorstel – dat na advies van de Raad van State drastisch moest bijgesteld worden – worden enkel de bedrijven geviseerd. Waarom de grote voorstanders van quota de lijn niet doortrekken naar andere beroepen met grote verschillen in de man-vrouw-verhoudingen (mannenquota voor leraars in het lager onderwijs bvb?) is mij allerminst duidelijk. Ook mocht het debat niet opengetrokken worden naar vertegenwoordiging van vrouwen in toporganen van vakbonden, van ziekenfondsen,… het bleef beperkt tot de raden van bestuur van beursgenoteerde en overheidsbedrijven.
Dat wij ons tegen deze quota verzetten wil uiteraard niet zeggen dat wij tegen de gelijkheid van mannen en vrouwen zouden zijn, integendeel. De overheid moet waarborgen dat er gelijke kansen worden geboden aan alle individuen. Maar als de overheid quota gaat opleggen in topfuncties dan gaat de overheid een stap verder dan gelijke kansen bieden aan mannen en vrouwen, dan wil ze ook de uitkomst bepalen.
Er zijn heel wat principiële bezwaren tegen een quotaregel voor vrouwen. Vooreerst is het de zoveelste paternalistische overheidsbetutteling en een nieuwe rem op het vrij ondernemerschap. De aandeelhouders dan de onderneming moeten de nodige vrijheid hebben om zelf de ideale samenstelling van hun beslissingsorgaan te bepalen. Doorslaggevend zijn momenteel en zouden ook moeten blijven: de kennis, competentie en de ervaring.
Bovendien moet men kunnen aanvaarden dat vrouwen hun eigen keuzes maken. Uit sociologisch onderzoek blijkt dat een meerderheid van de vrouwen geen carriere wil maken of niet bereid is om op persoonlijk en familiaal vlak grote offers te doen om de top te bereiken. Een betere afstemming van werk en gezin (naar model van de Scandinavische landen) is daarbij veel nuttiger dan een kunstmatig opgelegd regeltje.
Ik begrijp de vrouwen niet die hardnekkig voorstander zijn van denigrerende vrouwenquota. En heel wat dames in topfuncties, die er op eigen kracht geraakt zijn, delen die mening. Het pervers effect van de quota zal immers zijn dat vrouwen die in de raden van bestuur zullen zetelen, niet meer als vol beschouwd zullen worden, want ze zijn er gekomen op basis van de wettelijk opgelegde quota. Het begrip “excuustruus” is dan niet uit de lucht.
Je creëert ook geen beter ondernemingsklimaat door mensen in managementfuncties of hogere beslissingsorganen te parachuteren op basis van quota. Het is ook niet omdat men door opgelegde quota meer vrouwen krijgt in de raad van bestuur dat er ook meer vrouwen zullen doorgroeien in bvb hogere managementfuncties. Dat is alleen het geval als de mentaliteitswijziging van onderuit komt. Zolang er niet meer vrouwen van onderuit doorstromen naar topfuncties is het opleggen van quota een onproductieve werkwijze. Quota bestrijden het symptoom zonder het systeem zelf te corrigeren. Geef de corporate governance-code wat tijd om de mentaliteitswijziging verder door te zetten. Werk aan een breed gedragen positieve aanpak en doe er alles aan om een gezinsvriendelijk bedrijfsklimaat te stimuleren in plaats van het onder druk te zetten.
Tijdens de bespreking van deze voorstellen had men steeds politiek-correct de mond vol over een correcte afspiegeling van de maatschappij, over een juiste vertegenwoordiging. Deze wet is de zoveelste die zonder een meerderheid aan Vlaamse kant werd doorgeduwd…
U kan mijn tussenkomst in het plenaire debat over de quota hier herbekijken en hier nalezen.