Vorig jaar werd voor bijna 810 miljoen euro aan leeflonen uitgekeerd aan 192.515 personen. Dat is een forse stijging tegenover het jaar voordien, toen aan 183.728 personen leeflonen werden uitgekeerd. Even opvallend: het aandeel buitenlandse leefloners bereikt een nieuwe piek. Dat blijkt uit cijfers die ik opvroeg bij minister van Maatschappelijke Integratie Willy Borsus (MR).
Een opmerkelijke vaststelling is dat slechts 16 procent van de leefloners Vlamingen zijn. Het totaalbedrag dat aan deze groep werd uitbetaald, bedroeg welgeteld 94.554.439 euro. Dat is nauwelijks 11,7 procent van het globale bedrag dat in 2016 in dit land aan leeflonen werd uitgekeerd.
Meer dan 30 procent van de leefloontrekkers in dit land zijn vreemdeling. In zowat 8 procent van de gevallen gaat het om EU-onderdanen, terwijl het percentage niet-Europese vreemdelingen ondertussen de 22 procent overschrijdt. Vorig jaar werd aan deze beide groepen respectievelijk 65.828.162 en 247.064.276 euro uitbetaald, samen goed voor bijna 40 procent van de gemaakte uitgaven! Van de inwoners in Vlaanderen die beschikken over de Belgische nationaliteit doet gemiddeld 1 op 182 dit, terwijl dit voor niet-Europese vreemdelingen oploopt tot liefst 1 op 10.
Voorgaande cijfers weerleggen andermaal de mythe dat dit land nood heeft aan nog meer immigratie. Wel integendeel: “De aanhoudende immigratie zorgt niet voor de betaalbaarheid van ons sociaal systeem, maar legt er een bijkomende hypotheek op.”
We kunnen niet om het feit heen dat Brussel en Wallonië sterk oververtegenwoordigd zijn in de cijfers. Terwijl Vlaanderen 58 procent van de bevolking in dit land vertegenwoordigt, tekenen ze slechts verantwoordelijk voor 28,2 procent van de totale uitgaven aan leeflonen. In Wallonië, goed voor amper 32 procent van de bevolking, loopt dat cijfer op tot 46,1 procent. Een reden te over om het dossier van de transfers eindelijk terug van onder het stof te halen.