Vandaag wordt in de plenaire zitting van de Kamer het voorstel van resolutie gestemd tot invoering van gerichte controles inzake discriminatie op de arbeidsmarkt. Als enige partij verzet het Vlaams Belang zich tegen zulke Stasi-spionagepraktijken.
Mede-indienster van het voorstel Zuhal Demir sprak mij tijdens haar tussenkomst persoonlijk aan bij haar verhaal dat haar broer eens omwille van zijn afkomst uit een café werd geweigerd. Een platte en misplaatste insinuatie dat ik daar iets mee te maken zou hebben of zulk verwerpelijk gedrag zou goedkeuren. Gratuite insinuaties uiten is makkelijk, maar kritiek verdragen lukt haar blijkbaar moeilijker. Halverwege mijn tussenkomst werd het mevrouw Demir te veel en verliet ze het halfrond…
Hier kan u mijn volledige tussenkomst in het plenaire debat lezen:
Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, laten we heel duidelijk zijn. Net als alle vorige sprekers is ook mijn fractie tegen elke vorm van discriminatie. Mensen worden aangeworven of tewerkgesteld op basis van kwalificaties, van competenties. Overwegingen die steunen op huidskleur of afkomst, hebben wat ons betreft daar geen enkele plaats bij. Laat er dus geen twijfel over bestaan dat het Vlaams Belang het betreurt als een goedmenende, bekwame allochtoon ergens vanwege zijn afkomst of huidskleur niet zou mogen werken. Ik vind het niet slim om een capabele werkkracht op die basis te weigeren, ik vind dat zelfs heel dom.
En ja, ook het Vlaams Belang stelt samen met u vast dat allochtonen verhoudingsgewijs veel minder actief zijn op de arbeidsmarkt dan Vlamingen of Walen, en dat de werkzaamheidsgraad bij die groep veel lager ligt dan bij de autochtone bevolking. Dat is een feit. In de toelichting bij deze resolutie wordt er terecht naar verwezen dat het dramatisch gesteld is met de participatie van allochtonen op onze arbeidsmarkt. In de resolutie wordt dit politiek correct “mensen met een migratieachtergrond” genoemd.
Dit gezegd zijnde, collega’s, zult u mij zeker wel toelaten om toch enige nuance in dit debat te brengen. Het feit dat er beduidend minder allochtonen actief zijn op de arbeidsmarkt is tegenwoordig voor politiek correcte kringen aanleiding om te spreken over discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Die gevolgtrekking is evenwel de vrucht van een ideologische obsessie die voor sommigen zelfs de aanleiding vormt om de arbeidsmarkt en de overheid te verplichten meer allochtonen tewerk te stellen, en zelfs bestraffend op te treden indien aan bepaalde van hun eisen niet wordt voldaan.
Voorzitter, collega’s, ik heb collega Demir daarjuist horen zeggen dat er partijen zijn die beweren dat discriminatie niet bestaat. Ik heb hier bijna alle partijen al aan het woord gehoord. Ik voel mij niet aangesproken en ik weet niet welke partij zij bedoelt, want discriminatie bestaat wel degelijk. Zij heeft het pijnlijke voorbeeld aangehaald van haar broer aan wie de toegang werd geweigerd. Dat is niet alleen pijnlijk, dat is onaanvaardbaar. Discriminatie bestaat, discriminatie moet krachtdadig worden aangepakt. Er zijn veel vormen van discriminatie. Ik denk ook aan discriminatie op basis van politieke overtuiging.
Het feit dat men omwille van de politieke overtuiging uit de vakbond gezet wordt, ook dat is discriminatie. Het feit dat men omwille van de politieke overtuiging geboycot wordt door bepaalde media, ook dat is discriminatie. Maar die discriminatie ligt jullie duidelijk iets minder na aan het hart.
Moet er krachtdadig opgetreden worden in geval van discriminatie? Ja. Mijn vraag in het licht van de resolutie die vandaag voorligt, is de volgende. Bestaat er een structureel probleem van discriminatie op de werkvloer? Sta me toe om er een interview bij te halen met een van de indieners van dit voorstel van resolutie om die vraag te beantwoorden. Ik moet er wel bijzeggen dat dit interview dateert van net voor de verkiezingen. In het licht van de “kracht van verandering” is de kans dus wel reëel dat de mening ondertussen ook veranderd is.
Een goed jaar geleden, op 12 mei 2014, u herinnert het zich misschien nog, mevrouw Demir, heeft u een uitgebreid interview gegeven aan Doorbraak. Het ging vooral over het belang van taalkennis om als allochtoon goed te kunnen inburgeren. Dat is iets waarin ik me niet alleen volledig kan vinden, maar ook iets waar onze partij al jarenlang op hamert.
De interviewer stelt het volgende. Ik citeer: “Een job zoeken met een achternaam als Demir of Abu Djadja: makkelijk is anders.” Waarop mevrouw Demir antwoordt: “Ik geloof er niet in dat er een structurele discriminatie is op de werkvloer. Een verstandige werkgever kijkt niet naar de naam van een sollicitant, die kijkt naar talenten en competenties.” Het interview gaat verder. Mevrouw Demir wijst op een bepaald moment op de alarmerende cijfers van allochtonen in het onderwijs en op het gebied van werkloosheid. Waarop de interviewer nog eens aandringt met de vraag: “Er is dus toch een structureel probleem?”. Waarop mevrouw Demir onmiddellijk antwoordt: “Maar dat is niet te wijten aan discriminatie. Wie dat beweert, moet toch maar eens concreet zeggen waaruit die bestaat.”
Collega’s, ik geef de Zuhal Demir van een jaar geleden volledig gelijk. Er is geen aanwijzing dat er sprake zou zijn van een structurele discriminatie op de arbeidsmarkt. Bedrijven zijn over het algemeen zeer pragmatisch, zeer rationeel in hun handelen. Het is er hen, in deze kapitalistische maatschappij waarin we leven, om te doen om hun bedrijf zo optimaal mogelijk te laten draaien teneinde zo winstgevend mogelijk te zijn, uiteraard. Daartoe trekken zij vanzelfsprekend die arbeidskrachten op de arbeidsmarkt aan – of die nu blank, geel, bruin of zwart zijn – die naar hun mening het meest geschikt zijn om aan die noden van de werkgevers te voldoen.
De voorzitter: Mevrouw Pas, mevrouw Demir wenst u te onderbreken.
Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw Pas, ik zou even willen reageren omdat u verwijst naar een interview in Doorbraak. Inderdaad, ik sta daar nog altijd achter. Ik heb altijd gezegd dat er geen structurele discriminatie is en dat zal ik ook blijven zeggen. Maar als er discriminatie is, dan vind ik dat die wel moet worden aangepakt, want discriminatie kan niet en wij leven in een rechtsstaat. Uiteraard moet het beste talent aangeworven worden. De juiste man of de juiste vrouw op de juiste plaats, dat is het uitgangspunt. Wij kunnen echter niet ontkennen dat er in onze samenleving wel eens discriminatie kan voorvallen. Als wij die discriminatie niet kunnen aanpakken en niet kunnen bestraffen, zoals uit de hoorzittingen is gebleken, dan vind ik wel dat wij de instrumenten daartoe moeten voorzien, want discriminatie blijft een misdrijf. In een rechtsstaat als die van ons, vind ik dus dat discriminatie aangepakt moet kunnen worden. Dat betekent nog niet dat er structurele discriminatie is. Dat heb ik zo in dat interview gezegd en vandaag zeg ik dat nogmaals. Wanneer discriminatie zich voordoet, dan zeg ik met mijn fractie wel heel consequent dat die aangepakt moet worden en dat lijkt mij niet meer dan normaal.
Barbara Pas (VB): Mevrouw Demir, discriminatie moet inderdaad aangepakt worden, maar als u zelf zegt dat er geen structureel probleem is, dan vraag ik mij af waarom u zich bezighoudt met voorstellen van resolutie waarmee aan alle werkgevers administratieve lasten worden opgelegd. Als de werkgevers daar niet aan voldoen, dan volgt een ware heksenjacht met opsporingen en de opvoering van gerichte controles. Met zoveel liberalen in de regering had ik niet verwacht dat ik hier de werkgevers moet komen verdedigen.
Het nu voorliggend voorstel van resolutie pakt de zaken totaal verkeerd aan. Ik was in dat verband mijn redenering aan het opzetten en die wil ik nu voortzetten.
Immers, bedrijven gaan uit van het gezond beginsel dat de klant koning is. Dat is een basisbeginsel om een bedrijf optimaal te laten floreren. Vanuit de logica van de bedrijfswereld om het bedrijf goed te laten draaien, bestaat er geen discriminatie op de arbeidsmarkt. Wel bestaat er een aantal realiteiten waarmee rekening gehouden moet worden als men een bedrijf optimaal wil leiden en laten renderen.
Wanneer allochtonen niet aan hun trekken komen op de arbeidsmarkt, dan heeft dat veel andere oorzaken dan de vermeende discriminatie op de arbeidsmarkt. Enkele van die oorzaken worden in de resolutie zeer kort aangehaald, maar ze zijn wel de essentie. Het gaat om een gebrek aan een deftig migratie-, integratie- en inburgeringsbeleid.
Thierry Willemarck, de voorzitter van de Brusselse ondernemersorganisatie BECI zegt in een reactie op de schrikbarend hoge werkloosheidscijfers onder de allochtonen jongeren in Brussel dat zij maar eens in de spiegel moeten kijken en dat de overheid spijbelen harder moet aanpakken. Hij zegt letterlijk dat de tweede generatie jongeren een schop onder de kont moet krijgen om de handen uit de mouwen te steken. Zo cru zou ik het nooit durven te stellen, maar ik vraag mij af wie de werkgevers zal tegenspreken, als zij klagen over een gebrekkige werkattitude, problemen met stiptheid, communicatie, het naleven van afspraken, inzet en verantwoordelijkheidsgevoel.
Een belangrijke oorzaak, die ook al even aan bod is gekomen, is de taalachterstand en de daarbij horende povere schoolresultaten. Met een goed diploma raakt men uiteraard beter aan de bak op de arbeidsmarkt. Het is nu eenmaal een feit dat allochtone arbeidskrachten vaak niet de nodige kwalificaties hebben die de arbeidsmarkt vraagt. Zij zijn vaak onvoldoende geschoold. Zij kennen in een aantal gevallen de taal niet goed. Zij zijn onvoldoende geassimileerd in onze samenleving om er volwaardig te kunnen functioneren. De arbeidsmarkt wil met andere woorden doorgaans geen allochtonen omdat zij vaak niet de beste krachten zijn die op de arbeidsmarkt aanwezig zijn.
Het is dan ook totaal misplaatst om de bedrijfswereld in dat opzicht te culpabiliseren, laat staan bedrijven of bedrijfssectoren op straffe van sanctionering te verplichten om bepaalde arbeidskrachten aan te werven, als er meer geschikt personeel voorhanden is. Dat is in strijd met de vrijheid van ondernemen, met de vrijheid om die arbeidskrachten aan te werven waarvan de werkgever meent dat zij het meest geschikt zijn om het werk te verrichten dat nuttig en nodig is in het bedrijf en om dat bedrijf optimaal te laten draaien. Dat is dirigistisch en repressief beleid, dat niet alleen de concurrentiekracht en de gezondheid van onze ondernemingen aantast, maar ook komaf maakt met enkele basisbeginselen van onze samenleving, namelijk vrijheid en vrijheid van ondernemen.
In het commissieverslag lees ik dat een van de indieners verduidelijkt dat er van overheidswege gerichte controles moeten gebeuren indien de werkgever er niet in zou slagen te bewijzen dat hij maatregelen heeft genomen om vermeende discriminatie op de arbeidsmarkt te voorkomen. Zij preciseert daarbij dat een reeks praktijktesten, mystery calls en dergelijke, daaronder vallen en dat anonieme controles worden aanvaard.
Vlaams Belang is van mening dat een onderneming volledig vrij moet zijn om werknemers in dienst te nemen die volgens hen het beste voldoen aan de behoefte en het meest bekwaam zijn. Dat principe is per definitie niet verenigbaar met het opleggen van quota, zelfregulering, zelfcontroles en al zeker niet met gerichte controles, praktijktests, mystery calls en welke big brother-maatregelen dan ook om die zogenaamde discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Het zijn niet anders dan Stasi-spionagepraktijken die thuishoren in totalitaire staten en niet in vrije, democratische rechtsstaten.
De Raad van State is trouwens ook zeer kritisch ten aanzien van dergelijke praktijktests. Dat hebben we kunnen lezen toen Vlaams minister Muyters in het Vlaams Parlement verklaringen deed naar aanleiding van het debat rond de vermeende discriminatie in de dienstenchequesector. De Raad van State heeft het over een dermate moeilijke kwestie, waarbij grondwettelijke beginselen op de helling kunnen komen te staan. Ze mogen niet overgelaten worden aan de koning, maar moeten, althans wat de essentiële principes ervan betreft, geregeld worden door de wetgever zelf. Die moet zoeken naar een billijk evenwicht tussen de bevordering van gelijkheid en de niet-discriminatie en de eerbieding van de overige fundamentele rechten en vrijheden. Die moet ervoor zorgen dat de praktijktest niet kan worden ingebracht als ze gepaard gaat met uitlokking of deloyale handelingen.
Met andere woorden, met dergelijke praktijktests begeeft men zich volgens de Raad van State op heel glad ijs. Een aantal fundamentele vrijheden en verworvenheden van deze democratische rechtsstaat worden daarmee op het spel gezet. N-VA-minister Muyters stelde in deze discussie dan ook terecht dat hij er geen voorstander van was, net zomin als zijn partij. Ik stel vast dit in dit halfrond enigszins anders is. Vlaams Belang heeft alleszins amendementen ingediend om de gerichte controles uit de resolutie te schrappen.
Ten slotte, nog een woordje over de voorbeeldfunctie van de overheid. Volgens sommigen is er ook een vermeende discriminatie op de arbeidsmarkt wat de overheidsdiensten betreft. Ook die bewering is louter de vrucht van een obsessionele ideologische bezetenheid met het antidiscriminatiedenken en het totaal misplaatste gelijkheidsdenken.
In de regel gebeurt de aanwerving bij overheidsdiensten via selectieprocedures. Er mag toch verwacht worden dat die op objectieve basis gebeuren en dat die ook tot doel hebben om, net als in het bedrijfsleven, de meest geschikte arbeidskrachten aan te werven, voor de administratie in dit geval. Dan lees ik in de laatste alinea van de toelichting bij dit voorstel van resolutie: “Tenslotte moet de overheid het strengste zijn voor zichzelf. Aangezien zij regels oplegt, in casu de antidiscriminatiewetten, moet zij die op zichzelf scrupuleus toepassen. Daarom moet hier onmiddellijk gewerkt worden met gerichte controles”.
Collega’s, ik heb de afgelopen maanden schriftelijke vragen gesteld aan de ministers en staatssecretarissen over de samenstelling van hun kabinetten, secretariaat, beleidscellen, cellen algemeen beleid, het volledige kabinet. Ik moet vaststellen dat de politiek correcte politici die nu zo hoog van de toren blazen zelf helemaal niet uitblinken in het tewerkstellen van allochtonen in hun kabinetten. Uit de antwoorden die ik op mijn schriftelijke vragen heb ontvangen, blijkt dat in zijn totaliteit genomen 2,5 % van de personeelsleden die op de kabinetten werken personen met een migratieachtergrond zijn. Dat zijn 16 personen van de 645 mensen die tewerkgesteld zijn in de ministeriële kabinetten. Die vaststelling doet mij in elk geval besluiten dat die partijen niet echt goed geplaatst zijn om lessen te geven aan andere tewerkstellingssectoren wat betreft vermeende discriminatie op de arbeidsmarkt, dat zij moreel zeker niet gerechtigd zijn om de bedrijfswereld en de ambtenarij op straffe van sanctionering te verplichten allochtoon personeel aan te werven wanneer er op de arbeidsmarkt andere en betere arbeidskrachten voorhanden zijn.
Collega’s, ik kom tot mijn conclusie.
Van een zogenaamde centrumrechtse regering – N-VA, CD&V, MR en Open Vld – had ik verwacht dat ze meer respect zou tonen voor de individuele vrijheden. Ik had verwacht dat het eindelijk gedaan zou zijn met de betutteling, dat het eindelijk gedaan zou zijn met het mislukken van die multiculturele samenleving in de schoenen te schuiven van de autochtone Vlaming. Dat hebben we de voorbije decennia met de socialisten in de regering al voldoende meegemaakt.
Helaas moet ik vaststellen dat die allochtone slachtoffercultuur sterker heerst dan ooit. Terwijl de allochtonen hier allerhande kansen krijgen, worden de Vlamingen afgeschilderd als een vulgaire bende racisten.
De collega’s Demir en Lanjri zijn ondertussen al gaan lopen. Het is blijkbaar heel pijnlijk.
In plaats van die allochtone slachtoffercultuur te promoten, zouden de meerderheidspartijen in deze regering beter de nadruk leggen op de vele kansen die onze samenleving wel degelijk biedt. Ze zouden beter wijzen op de eigen verantwoordelijkheid om die kansen te grijpen. Dat zou veel nuttiger zijn dan een voorstel van resolutie zoals vandaag voorligt.
Ik denk dat mijn betoog heel duidelijk maakt dat u van de Vlaams Belang-fractie geen steun moet verwachten voor een dergelijke resolutie.