Vandaag werd voor de 97e keer de wapenstilstand van ‘de Groote Oorlog’ herdacht. Deze herdenking vond onder meer plaats aan de IJzertoren, het Memoriaal van de Vlaamse ontvoogding. De toren is gebouwd met het geld van oud-frontsoldaten en duizenden Vlamingen die hun offer in de Belgische bloedgrachten wilden blijven herdenken. Het huidige monument kwam tot stand nadat in de nacht van 15 op 16 maart 1946 de eerste IJzertoren bij een laffe nachtelijke aanslag werd gedynamiteerd. De daders van deze misdaad werden nooit actief opgespoord, laat staan berecht. Dit dossier blijft schreeuwen om opheldering.
Nog recent riep Paul de Belder van het IJzerbedevaartcomité op een colloquium naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de nieuwe toren de nabestaanden van de daders op open kaart te spelen. “Nu de uitvoerders van de ongetwijfeld van hogerhand “bestelde” dynamitering naar alle waarschijnlijkheid allemaal overleden zijn en in vrede rusten, wil ik hun kinderen en/of kleinkinderen in alle sereniteit vragen ons de informatie door te spelen waarover zij beschikken,” luidde het in de toespraak van De Belder. Een zeer terechte vraag.
Deze week diende ik, aan de vooravond van de herdenkingen van 11 november, in de Kamer een voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie in teneinde alsnog de juiste toedracht van de gebeurtenissen van maart 1946 op te helderen en te onderzoeken hoe het gerechtelijk onderzoek dienaangaande werd gevoerd. Enkel op deze wijze kan deze donkere bladzijde definitief worden omgedraaid.
Vandaag stelde N-VA-kamerlid Brecht Vermeulen in een persmededeling dat historisch onderzoek naar de dynamitering van de IJzertoren gewenst is, maar hij denkt niet dat een parlementaire onderzoekscommissie het juiste middel is. Uiteraard is het dat wel. Brecht Vermeulen weet ongetwijfeld beter, maar het past in de communautaire zwijgplicht omdat men op die manier in het halfrond geen kleur hoeft te bekennen. Het N-VA-persbericht is dan ook niet meer dan een zwaktebod, een eenvoudig doorprikbare poging tot vergoelijking waarom er in het parlement niet over gesproken mag worden.
Dit voorval illustreert nogmaals dat de communautaire omerta niet beperkt blijft tot de regeringsleden van de N-VA, maar ook geldt voor hun parlementsleden.
Als Vlaams-nationalist acht ik het mijn plicht om dit voorstel in het parlement in te dienen. Ik heb daartoe trouwens op 28 oktober aan alle N-VA-kamerleden het voorstel bezorgd met de vraag tot mede-ondertekening. Enkel collega Jan Vercammen heeft een weigering gestuurd. Geen van de andere N-VA-parlementsleden had de beleefdheid een antwoord te formuleren. Zelfs op dit thema kent N-VA geen Godsvrede.