Ik heb de eerste minister daarover reeds meermaals ondervraagd, vooral in het licht van de zware besparingen die deze regering de bevolking heeft opgelegd. Vanuit die optiek is het absoluut onaanvaardbaar dat ex-ministers nog personeel op staatskosten ter beschikking zouden krijgen, te meer omdat dit geen enkele maatschappelijke of politieke relevantie of meerwaarde heeft. Het antwoord van de eerste minister was altijd vaag en hij wilde zich in dat verband dan ook tot niets verbinden.
De traditionele partijen (N-VA, PS, MR, CD&V, Open VLD en cdH) zijn over deze kwestie nu eindelijk zelf met een aanbeveling ter attentie van de regering afgekomen (Kamer, stuk 54-2800). Dit komt er helaas niet op neer deze nutteloze regeling af te schaffen, maar wel om ze enigszins in te perken. Volgens dit voorstel zal een uittredende minister of staatssecretaris vanaf 2019 niet meer twee, maar slechts één medewerker ter beschikking krijgen. En in plaats van vijf jaar (en voorheen vier jaar), zal dit nu nog voor de duur van twee jaar gelden. Daarmee wordt de kostprijs wel gedrukt tot maximaal circa 2,4 miljoen in plaats van de huidige 6 miljoen euro.
Dat men voorstelt de regeling voor een stuk terug te draaien, is natuurlijk een stap in de goede richting en dat zal ook wel met het feit te maken hebben dat ik regelmatig voor klokkenluider heb gespeeld. Maar ze hebben het dus nog altijd niet begrepen. Voor aangelegenheden uit de graaicultuur is geen halfslachtige maatregel zoals deze die nu wordt voorgesteld aan de orde, maar moet er kort en goed korte metten mee gemaakt worden. Hier is nu eens een mooie post voorhanden om op te besparen, maar de meerderheidspartijen én de regering kunnen blijkbaar maar zeer moeilijk afscheid nemen van de graaicultuur. Ik zal in alle geval niet nalaten om tekstvoorstellen in te dienen die ertoe strekken deze uitwas volledig af te schaffen.
Lees hier het voorstel van resolutie van de traditionele partijen.