Belgische regering blijft toetreding Turkije tot EU steunen

Deze week kwam, eindelijk, mijn interpellatie aan minister Reynders over Turkije aan bod in de commissie Buitenlandse Zaken.

U kan hieronder vraag en antwoord herlezen.

Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, de aanleiding van mijn interpellatie waren de uitspraken van Herman Van Rompuy tijdens een bezoek aan Turkije eind mei 2013. In een ontmoeting met premier Erdogan gaf hij duidelijk aan dat de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie nieuw leven moesten worden ingeblazen. Ondertussen zijn wij ruim 7,5 maanden later. Nu pas komt mijn interpellatie aan bod in de commissie. Ik heb mijn interpellatie bewust behouden omdat de toestand in Turkije er alleen maar erger op is geworden, terwijl men aan de andere kant tegelijkertijd volhardt in de boosheid.

Op die bijna 8 maanden is er immers heel wat gebeurd, zoals het uiterst brutale politiegeweld naar aanleiding van de protesten in het Gezipark in het voorjaar. Ondanks die gebeurtenissen heeft de Europese Raad op 25 juni, na drie jaar feitelijke stilstand, wel beslist om de onderhandelingen over de toetreding van Turkije opnieuw te starten. Dat is volslagen onbegrijpelijk.

Onlangs kwam er ook een wijdvertakt corruptieschandaal aan het licht, waarbij prominente vertegenwoordigers van de regerende AK-partij van premier Erdogan betrokken zijn. Daarop volgden grootschalige zuiveringsoperaties in gerechtelijke milieus en politiekringen. Honderden lastige rechters en politiemensen werden ontslagen om de machtsposities veilig te stellen en om de positie van de AKP-regering nog onaantastbaarder te maken.

Mijnheer de minister, ik wacht nog altijd op een krachtige Europese veroordeling van die praktijken. Ik heb begrepen dat die er niet meteen zit aan te komen en dat de Europese Commissie, met uw steun, zelfs twee nieuwe hoofdstukken in de toetredingsonderhandelingen wil openen. Hiermee negeert de Europese Unie niet alleen het feit dat Turkije manifest niet aan de toetredingsvoorwaarden voldoet, maar op die manier honoreert zij ook het dictatoriale optreden van de Turkse regering.

De boodschap die het laatste jaar uitgaat van de Europese Unie is heel duidelijk: het doet er niet toe of Turkije aan die voorwaarden voldoet of niet, er wordt hoe dan ook verder onderhandeld.

De EU is compleet losgekoppeld van de realiteit, niet het minst wanneer het over Turkije gaat. Dat werd al pijnlijk duidelijk tijdens het bezoek van Herman Van Rompuy eind mei, toen hij president Gül en eerste minister Erdogan ontmoette. Het was de aanleiding van mijn interpellatie bijna acht maanden geleden, maar ik wil er nogmaals op terugkomen.

In een toespraak voor de werkgeversorganisatie TOBB sprak de voorzitter van de Europese Raad wel in heel lyrische bewoordingen over de toestand van de democratie in Turkije. Ik citeer: “De waarden van democratie en politieke vrijheid worden evenzeer gekoesterd in het moderne Turkije. De aangehouden hervormingsinspanningen van Turkije zijn zeer belangrijk op dat vlak, ook voor de manier waarop het omgaat – of moet omgaan – met interne verschillen, onvermijdelijke twistpunten, afwijkende stemmen. Er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt, met inbegrip van het grondwettelijke hervormingsproces en meer recent met het aannemen van het vierde gerechtelijk hervormingspakket. Ik heb er alle vertrouwen in dat het Turkse leiderschap en de vertegenwoordigers van alle politieke partijen die weg verder zullen bewandelen, met vastberadenheid en dialoog”.

Daaruit blijkt dat Van Rompuy gelooft dat Erdogans eerdere uitspraken, zoals “Democratie is als een tram, je rijdt ermee tot je je einddoel hebt bereikt en dan stap je af”, plots heeft ingeruild voor de Europese democratische rechtsstaat. Uit de praktijk blijkt helaas iets anders.

Van Rompuy gelooft blijkbaar ook dat Erdogan ondertussen niet meer vindt dat “Turken zich in het buitenland niet te veel moeten aanpassen,” of dat hij nu fundamenteel anders denkt over zijn minaretten-bajonetten-uitspraak, die u zich ongetwijfeld nog herinnert: “De minaretten zijn onze bajonetten, de koepels onze helmen, de moskeeën onze kazernes en de gelovigen onze soldaten.”

Ik vraag mij af of Van Rompuy beseft dat Erdogan in woord en daad een rabiaat islamiet is, met uitspraken als: “De benaming ‘gematigde islam’ is heel hatelijk, aanstootgevend en een belediging van onze religie. Er bestaat geen gematigde islam. Islam is islam en dat is het.” Erdogan, in een van de belangrijkste dagbladen in Turkije.

Mijnheer de minister, ik vraag mij af op welke planeer de heer Van Rompuy leeft.

Nergens in de wereld zitten zoveel journalisten in de gevangenis als in Turkije. Hoogleraars, schrijvers en andere intellectuelen zitten daar gevangenisstraffen uit wegens het uiten van hun mening. Censuur is er alomtegenwoordig. Tientallen websites zijn in Turkije geblokkeerd en zelfs sites als YouTube worden geregeld ontoegankelijk gemaakt. Twee weken voor het bezoek van Van Rompuy zond de staatsomroep TRT een van de twee halve finales van het Eurovisiesongfestival niet uit vanwege twee kussende vrouwen aan het einde van een act. Van homofobie gesproken! Bijna gelijktijdig met het verblijf van Van Rompuy in Ankara werd een alcoholverbod ingesteld tussen 22 u 00 en 06 u 00. In een straal van honderd meter rond scholen en moskeeën geldt dat verbod permanent, en er zijn nogal wat moskeeën in Turkije. De jongste tien jaar is het aantal moskeeën er gestegen van 75 369 naar 82 693. Dat zijn enkele voorbeelden om aan te tonen dat de autoritaire Erdogan druk bezig is om Turkije om te vormen tot een islamitische republiek.

Het totalitaire karakter kwam het voorbije jaar alleszins duidelijk aan de oppervlakte, met het blinde politiegeweld tegen vreedzame demonstranten en met die grootschalige zuiveringsoperaties naar aanleiding van het corruptieschandaal.

In mei vorig jaar hield president Van Rompuy in Turkije een vurig pleidooi om vanaf dan de Turkse eerste minister ook uit te nodigen op de Europese topontmoetingen. Dat was bijna acht maanden geleden de aanleiding voor een interpellatie van mij. Ik wilde u toen vragen of u dat namens de Belgische regering zou ondersteunen of zich daar logischerwijze tegen zou verzetten. Vorige week was het reeds zo ver. Erdogan was in Brussel te gast om er onder meer de voorzitter van de Europese Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van het Europees Parlement te ontmoeten. Een open vergadering, waar alle europarlementsleden hun mening kwijt kunnen, het woord kunnen voeren, kan de democratie blijkbaar niet aan, want Erdogan werd afgeschermd van kritische opmerkingen van parlementsleden.

Mijnheer de minister, ik heb drie concrete vragen voor u.

Ten eerste, ik vraag mij af of u onze voorzitter van de Europese Raad bijtreedt in al zijn lovende uitlatingen over de toestand van de democratie in Turkije?

Ten tweede, waarom hebt u namens de Belgische regering de voortzetting van die onderhandelingen over de toetreding van Turkije gesteund? Ik heb u horen verklaren dat Turkije daardoor zou worden aangemoedigd en gesteund in zijn hervormingsinspanningen. Dat lijkt mij, gelet op de omstandigheden daar, toch wel de wereld op zijn kop. Bent u werkelijk van oordeel dat die toetredingsonderhandelingen probleemloos kunnen worden voortgezet?

Ten slotte, mijn derde en laatste vraag. U bent recent zelf in Turkije geweest. Wat ik daar zeker heb gemist, is het volgende. Ik vraag mij af om welke reden u de wantoestanden in Turkije niet krachtig hebt veroordeeld? Ook vanuit de Europese Unie heb ik geen enkel duidelijk signaal in die richting vernomen. Hebt u er bij uw vrienden in de Europese Unie al op aangedrongen om die wantoestanden krachtig te veroordelen?

Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord.

(aansluitend vragen van de heren Dallemagne, De Croo en Valkeniers)

Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, la crise politique que traverse la Turquie depuis la mi-décembre suscite de nombreuses interrogations tant au sein de notre parlement qu’au sein de l’Union européenne. Les questions adressées au premier ministre et à moi-même en témoignent.

Les atteintes à la séparation des pouvoirs, les limogeages, les mutations par centaines au sein de la police turque et de la justice sont des développements inquiétants. J’ai déjà eu l’occasion d’exprimer ma vive préoccupation à ce sujet. Ce fut la même réaction à l’échelon de l’Union européenne.

Permettez-moi de m’arrêter un instant sur l’état des relations de la Turquie avec l’Union européenne et sur notre position à cet égard.

Zoals u weet, werd hoofdstuk XXII, het regionaal beleid, geopend tijdens de toetredingsconferentie op 5 november 2013. Na drie jaar stagnatie wordt aldus een nieuw elan gegeven aan de relatie tussen de Europese Unie en Turkije. Dit werd eveneens bevestigd op 16 december 2013 tijdens de ondertekening van het readmissieakkoord en de opening van de onderhandelingen met het oog op de afschaffing van de visaverplichtingen voor kortetermijnverblijven van Turkse burgers.

De regering heeft deze nieuwe stappen in de Europese betrekkingen met Turkije gesteund, dus niet alleen de opening van verschillende hoofdstukken maar ook de genoemde evolutie op het vlak van een visa-akkoord. Ook een readmissieakkoord was onze vraag sinds enkele jaren.

Het readmissieakkoord, dat op 16 december 2013 werd ondertekend, zal de repatriëringmaatregelen versoepelen voor, ten eerste, de Turkse onderdanen die illegaal in de Europese Unie verblijven of, ten tweede, de onderdanen van derde landen die via Turkije het Europees grondgebied hebben betreden. Het bereiken van een dergelijk akkoord was een zeer belangrijke vraag van de Europese Unie, alsook van België.

Inzake de visaliberalisering met Turkije is het stappenplan gebaseerd op een resultaatgerichte benadering en onderworpen aan de effectieve en systematisch uitvoering van de vastgelegde voorwaarden door Turkije. Onder deze voorwaarden vallen met name de daadwerkelijke en volledige uitvoering van het readmissieakkoord ten aanzien van alle lidstaten, een effectieve samenwerking met alle lidstaten op het vlak van Justitie en Binnenlandse Zaken, een beter beheer van de gemengde migratiestroom aan de Turkse grenzen, vooral die met de Europese Unie, de voortzetting van de overname van het EU-acquis, in het bijzonder op het gebied van het visumbeleid en de kwestie van de wederkerigheid evenals de asielwetgeving. Dit proces zal dus een positief effect op ons asiel- en migratiebeleid hebben.

De regering steunt ook het voorstel van de Europese Commissie om de hoofdstukken XXIII, rechterlijke macht en fundamenteel recht, en XXIV, justitie, vrijheid en veiligheid, voor onderhandeling te openen. Het openen van de onderhandelingen over de gevoelige hoofdstukken XXIII en XXIV zou toelaten om een bijkomende hefboom te scheppen ten opzichte van Ankara om hervormingen inzake fundamentele vrijheid en rechtszekerheid aan te nemen.

Van hun kant moeten de Turkse autoriteiten duidelijk respect betonen voor de democratische instellingen en de fundamentele principes van de scheiding der machten, en hun engagement betuigen voor de politieke criteria van Kopenhagen, zoals men dit van een EU-land mag verwachten.

Er is dus een evolutie, stap voor stap, in de onderhandelingen, met een aantal vragen en eisen aan Turkije.

Dans le contexte de la crise politique qui prévaut actuellement en Turquie, il me paraît prématuré de tirer des conclusions définitives et de plaider en faveur d’un changement de politique à l’égard de ce partenaire stratégique. Il convient évidemment de rester attentifs et de continuer à suivre de près l’évolution de la situation dans le pays.

La situation actuelle en Turquie reste une affaire interne et dès lors n’aura pas d’impact direct sur la région. La Belgique tout comme l’Union européenne doivent maintenir le dialogue ouvert avec les autorités turques tout en réaffirmant les valeurs et les critères qui guident nos échanges dans le cadre du processus de négociation.

Les messages du président du Conseil européen, du président de la Commission et du Parlement qui ont été adressés au premier ministre turc M. Erdogan lors de sa visite à Bruxelles le 21 janvier dernier ont été très clairs à cet égard.

À l’invitation de ma collègue la ministre de l’Intérieur, qui organisait une cérémonie pour le lancement du cinquantième anniversaire de l’immigration turque en Belgique, j’ai eu l’occasion de remplacer le premier ministre, qui était à Davos à ce moment, pour rencontrer le premier ministre M. Erdogan. À leur demande, mon collègue M. De Crem et le ministre-président flamand M. Peeters, qui souhaitaient participer à cet entretien, étaient également présents.

Une partie de l’entretien, concernant des échanges en matière d’informations et d’intelligence que nous souhaitons développer avec la Turquie dans le cadre des départs de jeunes et moins jeunes Belges vers la Syrie, a eu lieu en tête-à-tête. Je dois dire qu’à cet égard, nous entretenons d’excellentes relations d’échanges d’informations et de collaboration avec la Turquie.

Mais le reste de l’entretien, à l’occasion de cette cérémonie organisée par la ministre de l’Intérieur, s’est déroulé en présence de mon collègue de la Défense et du ministre-président flamand.

J’ai eu l’occasion de rappeler, lors de mon intervention publique qui s’en est suivie lors de la cérémonie, que la Belgique soutenait le rapprochement entre l’Union européenne et la Turquie sur la base de valeurs communes. En d’autres termes, nous n’avancerons dans ces négociations que si nous pouvons constater que les deux ensembles partagent des valeurs communes. Je l’ai dit au premier ministre Erdogan, en ce compris à l’occasion de mon intervention publique.

Inzake de bijeenkomst van de aanhangers van de Turkse premier op de avond van 20 januari, wens ik het volgende te preciseren. Deze bijeenkomst werd inderdaad goedgekeurd door de bevoegde overheid, met name de burgemeester van Elsene. Ik was hiervan op de hoogte. Ik heb echter geen bevoegdheid om in deze zaak tussenbeide te komen. Deze bijeenkomst verliep rustig en bracht, voor zover ik weet, geen overlast met zich mee.

Naast het feit dat Turkije nog de nodige hervormingen inzake fundamentele rechten en rechtszekerheid moet nastreven, zijn er nog andere parameters die het ritme van de toetredingsonderhandelingen bepalen. Zo blijft de Cypriotische kwestie een belangrijke aangelegenheid die de opening van een aantal hoofdstukken conditioneert.

In deze kwestie werken de hoofdonderhandelaars, de Grieks-Cyprioot Mavajunis en de Turks-Cyprioot Ertel, momenteel aan een gezamenlijke verklaring die het terrein moet effenen voor de toekomstige onderhandeling met het oog op de uitwerking van een definitieve regeling voor het Cypriotisch conflict. Dit gebeurt met de bemiddeling van de Bijzondere Adviseur van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Alexander Downer. Deze gezamenlijke verklaring wordt door de Grieks-Cyprioten beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor het opstarten van de onderhandeling. De discussies duren echter reeds enkele weken en het is op dit ogenblik niet mogelijk in te schatten wanneer ze een resultaat zullen opleveren.

Ik meen dan ook dat wij moeten doorgaan met het onderhandelingsproces met Turkije. Er moet daarbij zeer klaar en duidelijke taal worden gesproken over de toepassing van dezelfde regels in verband met het Verdrag van Kopenhagen. Ik heb dit ook gezegd aan premier Erdogan. Wij moeten dezelfde waarden verdedigen. Wij zullen dit proces evalueren.

Het is mogelijk voor Turken in het buitenland om een bijdrage te leveren tijdens de komende verkiezingen. Ik zal misschien nog wat preciseringen vragen om daarover een schriftelijk antwoord te kunnen geven. Ik ben bereid om in mijn volgende contacten nog meer vragen te stellen. Het is op die manier misschien mogelijk om hiervoor meer interesse te wekken bij onze Turkse vrienden in België.

Ik herhaal dat wij verder moeten gaan met dit proces, met een zeer voorzichtige aanpak maar met de capaciteit om onderhandelingen te voeren.

Wat de verschillende besprekingen rond Binnenlandse Zaken en Justitie betreft verwijs ik ook naar mijn twee collega’s. U weet dat Justitie en Binnenlandse Zaken een aantal vergaderingen hebben opgestart met drie ministers aan beide kanten. Ik heb een eerste vergadering gehad met mijn collega van Buitenlandse Zaken van Turkije, de heer Davutoglu, in aanwezigheid van de collega’s van Binnenlandse Zaken en Justitie van beide landen. Over de evolutie in dat verband kunt u mijn collega’s van Binnenlandse Zaken en Justitie altijd vragen stellen.

Nogmaals, het was voor mij zeer duidelijke taal. Wat de Europese leiders betreft, meen ik de datum van 21 januari te kunnen noemen. Ik herhaal dat ik dat heb gedaan gedurende zo’n ceremonie georganiseerd door mijn collega van Binnenlandse Zaken.

 

Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Ik stel vast dat men voor de start van de onderhandelingen met Turkije al heeft bepaald dat het proces van die onderhandelingen op elk moment kan worden stilgelegd als men op flagrante wijze de regels overtreedt, zijnde respect voor de democratie en de mensenrechten in Turkije. Turkije voldeed niet eens aan de voorwaarden om zelfs maar aan de onderhandelingen te beginnen. Na het grootschalige politiegeweld in het voorjaar was het al logisch geweest dat die toetredingsonderhandelingen werden stilgelegd. Ook na de zuiveringsoperaties naar aanleiding van het grote corruptieschandaal was een definitieve stopzetting van die onderhandelingen een logisch gevolg geweest.

Nu gebeurt exact het tegenovergestelde, in die zin dat er niet alleen geen sancties komen tegen Turkije, maar dat u het Erdoganregime beloont door hoofdstuk XXIII en hoofdstuk XXIV, dus een aantal nieuwe hoofdstukken, in het onderhandelingsproces te openen.

U bevestigt dat de voorwaarde blijft dat de democratische principes, de principes van de rechtsstaat, moeten worden nagestreefd. Ik vraag mij af wat er nog moet gebeuren opdat men zou inzien dat dit in Turkije absoluut niet het geval is? Ik vraag mij ook af hoe u de evaluatie waarnaar u verwijst, zult maken. Bedoelt u daarmee de vooruitgangsrapporten? Het zou de eerste keer zijn dat op een dergelijk rapport een praktische consequentie zou volgen. Turkije heeft de afgelopen jaren al zeven maal op rij een slecht rapport gekregen. Telkens opnieuw werden ernstige tekortkomingen vastgesteld op het vlak van vrije meningsuiting, rechten van niet-moslims en culturele minderheden en de rechten van de vrouw.

Een bijzonder pijnpunt waarnaar de heer De Croo en uzelf hebben verwezen, is de kwestie Cyprus. Ondanks alle bemiddeling waarnaar u verwijst, blijft Turkije koppig weigeren om die EU-lidstaat te erkennen. Zij weigeren Cypriotische vliegtuigen en schepen toe te laten in de Turkse lucht- en zeehavens.

Met al die negatieve rapporten heeft het EU-establishment zich in alle bochten geprobeerd te wringen om toch maar niet de juiste conclusies te moeten trekken. Af en toe uitte men bezorgdheid. U geraakt ook niet verder dan dat. Als puntje bij paaltje komt, houdt men altijd maar vast aan het perspectief van de Turkse toetreding. Ik stel vast dat u dat vandaag opnieuw doet. Dat zijn eufemistische praatjes, dat is bang wegkijken van de realiteit. Op die manier maken u en de hele EU-top zich belachelijk en totaal ongeloofwaardig.

De Europese Raad en de Europese Commissie hebben destijds al de burgers in Europa belogen toen zij verklaarden dat Turkije zich aan de voorwaarden zou houden om te kunnen blijven onderhandelen. Turkije houdt zich daar niet aan, maar daar staan geen consequenties tegenover. Door die minachting van de kiezers, heeft de Europese Unie ook geen enkele geloofwaardigheid meer.

Voor ons is het alleszins welletjes geweest. De toetredingsonderhandelingen moeten naar onze mening definitief worden stopgezet. In die zin zal ik dan ook een motie van aanbeveling indienen.