Gisteren werd mijn voorstel van resolutie over de niet toepassing van de taalwetgeving in de plaatselijke besturen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (Kamerdocument 1721/1-2) behandeld in de plenaire vergadering van De Kamer.
Het voorstel werd enkel gesteund door fractie van Vlaams Belang, Vuye en Wouters en (allicht per ongeluk) Ine Somers (Open VLD). Alle andere kamerleden vinden het blijkbaar niet nodig om in te grijpen en stemden het weg.
Hieronder leest u mijn tussenkomst:
Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, het voorstel van resolutie gaat over de taalwetgeving die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de lokale besturen op geen enkele wijze wordt nageleefd, met alle dramatische gevolgen van dien voor de Nederlandstaligen. In Brussel bestaat nagenoeg geen tweetaligheid van de diensten.
Ik ga ervan uit dat u als goede collega’s het voorstel van resolutie grondig hebt gelezen, maar daarmee ontsnapt u niet aan de cijfers die ik u nog wil meegeven. Toen ik de resolutie opstelde, waren de recentste cijfers nog niet beschikbaar. Zoals u weet, verslechtert de situatie ook jaar na jaar.
De cijfers van 2016 in het recentste jaarverslag van de vice-gouverneur van Brussel Hoofdstad over de niet-toepassing van de taalwetgeving in de Brusselse gemeenten en OCMW’s spreken voor zich: 32,8% van de aanstellingen en bevorderingen in de Brusselse gemeenten gebeurden in overeenstemming met de taalwet. Van de 1 338 dossiers die de vice-gouverneur controleerde waren er niet minder dan 899 niet in orde met de taalwet.
In de OCMW’s is de situatie nog dramatischer: in 2006 was 11 % van de dossiers in orde. Van de 991 dossiers werden er 882 niet in orde bevonden door de vice-gouverneur.
Het is wel heel zorgwekkend om te zien dat dit virus om de taalwet te overtreden nu ook de statutaire benoemingen heeft aangetast. Tot enkele jaren geleden waren de statutaire betrekkingen nog enigszins van taalwetovertredingen gevrijwaard, maar ondertussen is dat ook niet meer het geval.
In 2016 is bij de gemeenten 26% van de statutaire betrekkingen aan Franstalige zijde illegaal en bij de OCMW’s 16 %. Zoals altijd geeft de toezichthoudende instantie van de Brusselse regering, het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, niet thuis als het erop aankomt om al die door de gouverneur geschorste aanstellingen te vernietigen.
Nochtans weet de Brusselse regering heel goed dat zij wettig tot vernietiging is verplicht. De vicegouverneur stelt in zijn verslag dat hij kennis kreeg van welgeteld 0 vernietigde onwettige benoemingen. Wij kunnen er dus gerust van uitgaan dat van de 1 781 geschorste dossiers er geen enkel door de toezichthoudende overheid werd vernietigd.
Mijn beperkte spreektijd bespaart u ervan om mij ook de cijfers inzake de taalpariteit, zowel voor de hogere als de lagere betrekkingen, allemaal te horen opsommen, maar geloof mij vrij dat ook daar de situatie er elk jaar lineair op achteruitgaat.
Zolang de situatie alsmaar achteruitgaat, interpelleer ik daarover elk jaar opnieuw de bevoegde minister voor Binnenlandse Zaken. Ik vraag hem elk jaar om daaraan iets te doen. Ik krijg elk jaar hetzelfde antwoord, namelijk dat hij daarin geen verantwoordelijkheid draagt, dat het om een Brusselse aangelegenheid gaat.
Ik spreek dat elk jaar tegen en dit jaar word ik daarin bijgetreden door de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die in haar advies over het wetsvoorstel van collega Vuye bevestigt dat de federale overheid wel degelijk bevoegd is om in te grijpen indien de controles niet gebeuren zoals is voorgeschreven.
In mijn voorstel van resolutie geef ik een aantal suggesties mee, die de regering in haar wetgevend initiatief zou moeten opnemen. Dat wetgevend initiatief moet, wat de toepassing van de taalwetgeving in bestuurszaken betreft, eerst en vooral het toezicht op de plaatselijke besturen ontnemen aan de Brusselse gewestelijke toezichthoudende instantie of op zijn minst een regeling uitwerken waarbij op een efficiënte manier sanctionerend kan worden opgetreden tegen de Brusselse besturen die de taalwet in bestuurszaken niet naleven.
Ten tweede zou de minister van Binnenlandse Zaken de bevoegdheden van de vicegouverneur kunnen uitbreiden en hem naast schorsingsbevoegdheid ook vernietigingsbevoegdheid kunnen geve. Hij zou de vicegouverneur volledig kunnen onttrekken aan het gezag van de Brusselse gewestelijke instanties door hem weer integraal een federaal ambtenaar te maken onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken.
Collega’s, de minister heeft het voorstel van resolutie, dat zetje in de rug duidelijk nodig, want hij vertikt het zelfs om het minimum minimorum te doen, om het dossier nog maar te agenderen op het Overlegcomité. Het gaat louter over het op een efficiënte manier afdwingen van de toepassing van bestaande wetgeving. Aan al wie zich ongerust zou maken dat hij of zij de communautaire omerta zou doorbreken, als men mijn voorstel steunt, zeg ik zich niet ongerust te maken. Mijn voorstel van resolutie valt volledig binnen de communautaire stilstand.
Integendeel, als u niet voor de resolutie stemt, bestendigt u juist de verdere communautaire achteruitgang, zoals die al jaren bezig is. Ik reken dan ook op de steun van u allen.